ECLI:NL:CRVB:2010:BM8871
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring bezwaar tegen indicatie aanvraag op grond van de AWBZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar door het CIZ. Appellante had op 31 maart 2008 een aanvraag ingediend voor een indicatie op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Op 4 mei 2008 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen de indicatie, maar het CIZ verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk omdat er ten tijde van het indienen van het bezwaar nog geen besluit op de aanvraag was genomen. De rechtbank Arnhem heeft deze beslissing van het CIZ bevestigd in haar uitspraak van 27 februari 2009, waartegen appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft in zijn uitspraak bevestigd dat het CIZ het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad oordeelde dat appellante redelijkerwijs niet kon menen dat er al een besluit op haar aanvraag was genomen op het moment dat zij bezwaar maakte. De Raad wees erop dat de (beweerdelijke) intrekking van de aanvraag op 23 mei 2008, na het indienen van het bezwaar, hieraan niet afdoet. De Raad heeft het hoger beroep van appellante ongegrond verklaard en zich volledig verenigd met het oordeel van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door R.M. van Male, met C. de Blaeij als griffier. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in het bestuursrecht, vooral met betrekking tot de tijdigheid van bezwaarschriften en de noodzaak van een besluit voordat bezwaar kan worden gemaakt.