ECLI:NL:CRVB:2010:BM8602

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-6861 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering wegens minder dan 15% arbeidsongeschiktheid na zorgvuldig medisch onderzoek

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering werd bevestigd. Appellant, die als instellingskok werkte, was sinds 1995 arbeidsongeschikt door rugklachten. Na een medische beoordeling in 2007 concludeerde het Uwv dat zijn arbeidsongeschiktheid was afgenomen tot minder dan 15%, wat leidde tot de intrekking van zijn uitkering. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat zijn belastbaarheid was overschat. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid. In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren, maar de Raad bevestigde de eerdere uitspraak. De Raad vond dat de medische grondslag van het besluit voldoende was onderbouwd en dat de geduide functies medisch passend waren voor appellant. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om een urenbeperking aan te nemen, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 18 juni 2010.

Uitspraak

08/6861 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 24 oktober 2008, 07/4447 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 18 juni 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K. ten Broek, werkzaam bij Abvakabo FNV, regiokantoor Zuid-West, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend, met daarbij een rapport van 18 december 2007 van bezwaarverzekeringsarts P. van Muijen, waarin hij heeft gereageerd op het hoger beroepschrift.
Bij brief van 11 november 2009 is namens appellant een expertiserapport van 17 juli 2009 van orthopedisch chirurg P.A.L. Blokzeijl ingestuurd.
In reactie hierop heeft het Uwv bij brief van 24 november 2009 een rapport van 23 november 2009 van bezwaarverzekeringsarts Van Muijen ingestuurd.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 1 april 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens het Uwv is verschenen M.W.L. Clemens.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als instellingskok. Voor deze werkzaamheden is hij op 27 november 1995 uitgevallen wegens rugklachten.
1.2. Na het doorlopen van de wettelijke wachttijd is aan appellant met ingang van 25 november 1996 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.3. Bij besluit van 10 april 2007 is de WAO-uitkering van appellant met ingang van 11 juni 2007 ingetrokken op de grond dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid per die datum is afgenomen naar minder dan 15%.
2. In de bezwaarfase is onderzoek verricht door bezwaarverzekeringsarts Van Muijen. Deze arts is bij de hoorzitting aanwezig geweest en heeft dossierstudie verricht. Na weging van de beschikbare medische gegevens heeft de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapport van 19 juli 2007 geconcludeerd dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van de door de primaire verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid van appellant, zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 20 oktober 2006. De bezwaararbeidsdeskundige S.C. Kuiken heeft de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies opnieuw beoordeeld en in zijn rapport van 2 augustus 2007 geconcludeerd dat alle geduide functies ongewijzigd passend kunnen worden geacht. Vanwege een nadere indexering van het maatmanloon is het verlies aan verdienvermogen echter berekend op 15,98%. Bij besluit van 5 september (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 april 2007 gegrond verklaard, in die zin dat de WAO-uitkering van appellant met ingang van 11 juni 2007 wordt herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van
15 tot 25%.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank - kort weergegeven - geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en het bestreden besluit op een voldoende medische grondslag berust. In het bijzonder achtte de rechtbank de noodzaak van de door appellant voorgestane urenbeperking onvoldoende medisch onderbouwd. Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag heeft de rechtbank overwogen dat de arbeidsdeskundige in de notities functiebelasting van 9 januari 2007 de signaleringen in de geduide functies genoegzaam heeft toegelicht. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gezien om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellant ongeschikt te achten.
4. In hoger beroep heeft appellant zijn in de eerdere fasen van de procedure naar voren gebrachte bezwaren en argumenten in essentie herhaald. Appellant is van mening dat het Uwv zijn belastbaarheid heeft overschat, waarbij hij zich met name niet in staat acht om voltijds te werken. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant onder meer verwezen naar het expertiserapport van 17 juli 2009 van orthopedisch chirurg Blokzeijl.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. De Raad heeft geen aanleiding gezien om over de medische grondslag van het bestreden besluit een ander oordeel te geven dan de rechtbank. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat de medische grondslag berust op een zorgvuldig onderzoek. Voorts ziet de Raad geen aanleiding om te twijfelen aan de door het Uwv in de FML van 20 oktober 2006 vastgestelde belastbaarheid van appellant. Bezwaarverzekeringsarts Van Muijen heeft in zijn rapport van 23 november 2009 voldoende gemotiveerd waarom hij in het expertiserapport van Blokzeijl geen aanleiding ziet voor het aannemen van een urenbeperking. Dat appellant niet altijd een goede nachtrust geniet, biedt naar het oordeel van de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende grond om een urenbeperking aan te nemen. Daarbij heeft de bezwaarverzekeringsarts in aanmerking genomen dat de geduide functies fysiek niet te zwaar zijn en hiermee ook niet te belastend in energetisch opzicht. Indien rekening wordt gehouden met de beperkingen zoals vastgesteld in de FML van 20 oktober 2006 ziet de Raad - hierbij de bezwaarverzekeringsarts volgend - geen aanleiding om daarnaast nog een urenbeperking aan te nemen.
5.3. De Raad ziet, aldus uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, evenmin grond voor het oordeel dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies van medewerker grafische industrie (sbc-code 268010), telefonist, receptionist/typist (sbc-code 315120) en telefonist coördinatiecentrum (sbc-code 515201) in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn voor appellant. In dit verband merkt de Raad nog op dat de geduide functies, ook indien wordt uitgegaan van de door Blokzeijl gestelde beperkingen, behoudens de urenbeperking, in medisch opzicht passend zijn voor appellant, zoals hij zelf ook ter zitting heeft aangegeven.
5.4. Uit de overwegingen 5.2 en 5.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en C.W.J. Schoor en J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2010.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) T.J. van der Torn.
EF