ECLI:NL:CRVB:2010:BM8145

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2879 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2010 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 27 maart 2008. Verzoeker, woonachtig in Marokko, had verzocht om herziening van de uitspraak die zijn aanvraag voor een WAO-uitkering had afgewezen. De Raad had eerder bevestigd dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bevoegd was om de aanvraag af te wijzen, omdat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die een andere beslissing rechtvaardigden. Tijdens de zitting op 28 april 2010 was verzoeker niet aanwezig en het Uwv was ook niet vertegenwoordigd.

De Raad overwoog dat het verzoek om herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Verzoeker had aangevoerd dat zijn ziekte al in 1984 was ingetreden en dat zijn gezin onder de armoedegrens leeft, maar de Raad oordeelde dat deze argumenten niet voldoende waren om het verzoek om herziening te honoreren. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere beslissing konden beïnvloeden en wees het verzoek om herziening af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van nieuwe feiten of omstandigheden in het kader van herziening van bestuursrechtelijke uitspraken en bevestigt de strikte voorwaarden waaronder een dergelijk verzoek kan worden ingewilligd.

Uitspraak

08/2879 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Raad van 27 maart 2008, 05/5116,
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 juni 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoeker is verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 27 maart 2008, 05/5116.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Namens verzoeker is een nader stuk ingestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2010. Verzoeker is niet verschenen. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet (Bw), kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.2. Bij de uitspraak waarvan thans om herziening wordt gevraagd, heeft de Raad de uitspraak van 14 juli 2005, 04/2301 van de rechtbank Amsterdam bevestigd. Hij heeft daartoe overwogen dat de rechtbank terecht het beroep ongegrond heeft verklaard, aangezien niet is gebleken dat het Uwv niet bevoegd was op grond van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb verzoekers aanvraag af te wijzen onder verwijzing naar het besluit van 30 juli 2001 waarin een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is geweigerd. Eveneens is overwogen dat verzoeker bij de nieuwe aanvraag geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft vermeld.
2. Namens verzoeker is aan het verzoek om herziening ten grondslag gelegd dat de Raad in zijn uitspraak van 27 maart 2008 een onjuiste beslissing heeft genomen. Voorts is aangevoerd dat verzoekers ziekte reeds in 1984 is ingetreden, in welke periode hij verzekerd was voor de WAO. Derhalve heeft hij recht op een uitkering ingevolge die wet. Ten slotte is naar voren gebracht dat het gezin waartoe verzoeker behoort, onder de armoedegrens leeft.
3.1. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 3 oktober 2003 (LJN AN7982), is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb in verbinding met artikel 21 van de Bw, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. De Raad is niet gebleken dat verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Awb, naar voren heeft gebracht.
3.2. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om herziening dan ook te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2010.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
TM