ECLI:NL:CRVB:2010:BM7581

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-7128 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van WGA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de toekenning van een WGA-uitkering aan appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 juni 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over zijn arbeidsongeschiktheid. Appellant had eerder een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd, maar het Uwv had vastgesteld dat hij 70% arbeidsongeschikt was en hem een loongerelateerde WGA-uitkering toekende. Appellant was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond.

De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het onderzoek door de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts voldoende en zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de juistheid van het medisch oordeel van de artsen in twijfel konden trekken. In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat hij door zijn slechte gezondheid niet kan werken en dat hij volledig arbeidsongeschikt is. Hij heeft medische informatie van zijn huisarts en specialisten overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de door appellant in hoger beroep aangevoerde medische argumenten geen nieuwe gezichtspunten bevatten ten opzichte van zijn eerdere stellingname. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat appellant, uitgaande van de voor hem in aanmerking genomen beperkingen, in staat moet worden geacht de werkzaamheden te verrichten die behoren bij de functies die in de schatting zijn betrokken. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

08/7128 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 14 november 2008, 08/1871 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 4 juni 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2010. Appellant is in persoon verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.L. Turnhout.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 17 december 2007 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant vanaf 4 december 2007 recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), te weten een loongerelateerde WGA-uitkering. De mate van zijn arbeidsongeschiktheid bedraagt volgens het Uwv 70%.
1.2. Bij besluit van 12 maart 2008 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het tegen het besluit van 17 december 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het onderzoek van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts voldoende en zorgvuldig was. Appellant heeft geen medische stukken in geding gebracht op grond waarvan zou kunnen worden getwijfeld aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsartsen. De geduide functies vallen naar het oordeel van de rechtbank binnen de belastbaarheid van appellant.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij vanwege zijn slechte gezondheid niet kan werken. Appellant acht zichzelf volledig arbeidsongeschikt. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft appellant informatie van zijn huisarts, van de behandelend cardioloog en de maag-darm-lever arts in geding gebracht.
4.1. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd met betrekking tot de medische kant van de zaak bevat, in vergelijking met zijn stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De in hoger beroep overgelegde medische informatie leidt niet tot een andere conclusie. De Raad wijst er in dit verband op dat deze informatie, zoals daaruit valt op te maken, niet ziet op de datum in geding, 4 december 2007.
4.2. De Raad verenigt zich eveneens met het oordeel van de rechtbank dat, uitgaande van de juistheid van de voor hem in aanmerking genomen beperkingen, appellant per de datum in geding in staat moet worden geacht de werkzaamheden te verrichten die behoren bij de bij de schatting betrokken functies.
4.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en C.W.J. Schoor en R.C. Stam als leden, in tegenwoordigheid van M. Mostert als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2010.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) M. Mostert.
KR