ECLI:NL:CRVB:2010:BM7369
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugwerkende kracht van kinderbijslag aan appellant in hoger beroep
In deze zaak heeft appellant, woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2009, waarin zijn aanvraag voor kinderbijslag werd afgewezen. Appellant had op 12 juni 2008 kinderbijslag aangevraagd voor elf kinderen, geboren tussen 1974 en 1999. De Sociale verzekeringsbank (Svb) wees de aanvraag af voor negen kinderen, omdat zij ouder dan 18 jaar waren. Voor twee kinderen, [Z.] en [F.] [Za.], werd het recht op kinderbijslag ongewijzigd voortgezet. Appellant was van mening dat hij recht had op kinderbijslag met een verdergaande terugwerkende kracht.
De rechtbank concludeerde dat de Svb terecht de aanvraag had afgewezen en dat de terugwerkende kracht van de toekenning van kinderbijslag aan appellant al eerder was beoordeeld in een uitspraak van de Raad van 1 april 2005. In deze uitspraak werd vastgesteld dat appellant met ingang van het derde kwartaal van 1998 kinderbijslag was toegekend voor zijn in Marokko wonende kinderen. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden en verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn grieven, maar de Raad kon zich vinden in het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de terugwerkende kracht van de toekenning van kinderbijslag aan appellant niet opnieuw kon worden beoordeeld, aangezien dit al eerder was behandeld. De Raad vond geen nieuwe gezichtspunten in de argumenten van appellant die tot een ander oordeel zouden leiden. Het hoger beroep werd dan ook als vergeefs ingesteld. De Raad besloot de aangevallen uitspraak te bevestigen en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.