ECLI:NL:CRVB:2010:BM7216

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4626 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift wegens te late indiening en risico van de afzender

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep van appellante, die in Aruba woont. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift dat door de rechtbank Amsterdam op 7 juli 2009 was afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, omdat de beroepstermijn op 29 april 2008 was geëindigd en het beroepschrift de rechtbank niet binnen deze termijn had bereikt. De gemachtigde van appellante had op 29 april 2008 geprobeerd het beroepschrift per fax naar de rechtbank te verzenden, maar deze poging was mislukt door een technisch probleem. De gemachtigde stelde dat dit niet aan appellante kon worden aangerekend en wees op de afstand tussen Aruba en Nederland, wat de ontvangst van besluiten vertraagt.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het niet slagen van de faxverzending voor rekening van de afzender komt. De Raad benadrukte dat de gemachtigde van appellante door te wachten met het indienen van het hoger beroep tot het einde van de beroepstermijn een risico heeft genomen dat voor haar rekening dient te blijven. De Raad verwierp ook het argument dat de beroepstermijn wellicht was bekort door de vertraagde verzending van het besluit waartegen het beroep was gericht. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en stelde dat de Algemene wet bestuursrecht geen ruimte biedt voor een afweging van de evenredigheid van het verzuim en de gevolgen van de niet-ontvankelijkheid. De uitspraak werd gedaan zonder proceskostenveroordeling.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is geregistreerd onder ECLI:NL:CRVB:2010:BM7216.

Uitspraak

09/4626 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te Aruba (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 juli 2009, 08/1669 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 9 juni 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D. Croes, advocaat te Aruba, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2010. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.T.S.J. Maarschalkerweerd.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep van appellante tegen een besluit van de Svb van 18 maart 2008 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de beroepstermijn is geëindigd op 29 april 2008 en dat het beroepschrift de rechtbank niet binnen deze termijn heeft bereikt. Ten aanzien van de verzending per fax heeft de rechtbank overwogen:
“Bij brief van 9 januari 2009 heeft de gemachtigde van eiseres meegedeeld dat uit het bijgevoegde faxjournaal blijkt dat het beroepschrift op 29 april 2008 drie maal is verstuurd. Er is van uitgegaan dat de fax in goede orde is aangekomen. Zekerheidshalve is het beroepschrift op 2 mei 2008 nogmaals verstuurd. Uit het faxjournaal van de rechtbank blijkt dat er op 2 mei 2008 een beroepschrift per fax is binnengekomen en niet op 29 april 2008. Op laatstgenoemde datum heeft blijkens het faxjournaal van de rechtbank een mislukte verzending afkomstig van een fax, waarvan het faxnummer overeenkomt met het faxnummer van de gemachtigde van eiseres, plaatsgevonden. Dit laatste lijkt ook overeen te komen met het door de gemachtigde van eiseres overlegde faxjournaal, waaruit valt af te leiden dat op 29 april 2008 één poging is gedaan om een stuk te verzenden naar de rechtbank. Op het faxjournaal wordt aangegeven poor line condition (result NG). Op 2 mei 2008 zijn drie pogingen gedaan een stuk te verzenden, waarvan één tot resultaat heeft geleid (result OK). De rechtbank stelt dan ook vast dat het beroepschrift niet binnen de termijn als bedoeld in artikel 6:7 van de Awb is ingesteld bij de rechtbank.”.
Met betrekking tot de verzending per post overwoog de rechtbank:
“Voorts heeft de rechtbank op 7 mei 2008 een (eveneens op 29 april 2008 gedateerd) beroepschrift van eiseres ontvangen. De rechtbank stelt vast dat eiseres (ook) dit beroepschrift te laat heeft ingediend. Evenmin is op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb sprake van een tijdig ingesteld beroep, omdat niet gebleken is dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en het beroepschrift voorts later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.”.
2. In hoger beroep heeft de gemachtigde van appellante erop gewezen dat op 29 april 2008 is gepoogd het beroepschrift per fax naar de rechtbank te zenden. Dat dit door een technisch probleem niet is gelukt, kan appellante niet aangerekend worden. Voorts is gewezen op de afstand tussen Aruba en Nederland. Besluiten worden pas na enige tijd ontvangen, waardoor de beroepstermijn wordt bekort. Ten slotte is opgemerkt dat geen evenredigheid bestaat tussen de geringe mate van nalatigheid van de gemachtigde van appellante en de gevolgen van de niet-ontvankelijkheid.
3. De Raad kan zich geheel vinden in hetgeen de rechtbank heeft overwogen. Naar aanleiding van de gronden in hoger beroep overweegt hij het volgende.
3.1. Zoals de Raad vaker heeft overwogen, bijvoorbeeld in zijn uitspraak van 26 juni 2002 (LJN AE5839), dient het niet slagen van het verzenden van een beroepschrift per telefaxbericht voor rekening van de afzender van dit telefaxbericht te komen. Evenals in die uitspraak heeft de gemachtigde van appellante, door te wachten met het instellen van het hoger beroep tot het einde van de beroepstermijn, een risico genomen dat voor haar rekening dient te blijven. Dat de totale beroepstermijn wellicht is bekort doordat de verzending van het besluit waartegen het beroep was gericht, enige tijd heeft genomen, doet aan het vorenstaande niet af. (De gemachtigde van) appellante had tijdig een voorlopig beroepschrift kunnen indienen.
3.2. Naar aanleiding van hetgeen de gemachtigde van appellante heeft gesteld over de evenredigheid van het verzuim en de gevolgen van de niet-ontvankelijkheid merkt de Raad op dat de Algemene wet bestuursrecht voor een dergelijke afweging geen ruimte biedt. Slechts een tijdig ingediend beroepschrift kan in behandeling worden genomen.
3.3. Het onder 3.1 en 3.2 overwogene leidt tot het oordeel dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2010.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
KR