ECLI:NL:CRVB:2010:BM7196
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar WAO-uitkering per 7 augustus 2007 in te trekken, ongegrond heeft verklaard. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H. Kanhai, stelt dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en dat de functies waarop de schatting van haar arbeidsongeschiktheid is gebaseerd, niet door haar kunnen worden vervuld. Ze wijst daarbij op klachten en de opvatting van haar huisarts, die volgens haar niet in de beoordeling is meegenomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 juni 2010 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de rechtbank de gronden van appellante afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig. Het standpunt van appellante dat er geen rekening is gehouden met de informatie van de huisarts, mist feitelijke grondslag. De bezwaarverzekeringsarts heeft de informatie van de huisarts niet miskend en er zijn geen medische gegevens gepresenteerd die de conclusie van het Uwv ondermijnen.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante geen doel treft en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door J. Brand, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier.