ECLI:NL:CRVB:2010:BM6810
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van tegemoetkoming in schoolkosten voor het schooljaar 2008-2009
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 september 2009, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de Minister) van 10 juli 2008 ongegrond werd verklaard. Dit besluit betrof de weigering van een tegemoetkoming in de schoolkosten voor het schooljaar 2008-2009 voor de twee dochters van appellante. De rechtbank heeft in haar uitspraak uiteengezet dat de tegemoetkoming in de schoolkosten afhankelijk is van het inkomen van de ouder(s) en dat de verplichting tot het betalen van les- en cursusgeld is vervallen, waardoor appellante geen recht had op een tegemoetkoming in die kosten. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het lage inkomen van appellante juist aanleiding was om haar een tegemoetkoming in de schoolkosten toe te kennen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat de Minister de wettelijke bepalingen op juiste wijze heeft toegepast. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangedragen die de eerdere beslissing van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. De Raad heeft vastgesteld dat de gronden van hoger beroep een herhaling zijn van hetgeen eerder in beroep is aangevoerd en dat appellante niet heeft aangetoond waarom het oordeel van de rechtbank onjuist zou zijn.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep geen doel treft en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 juni 2010.