ECLI:NL:CRVB:2010:BM5988

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-5965 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inpassing van functie en waardering binnen de gemeente Purmerend

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die werkzaam was als stedenbouwkundig ontwerper bij de gemeente Purmerend. De Centrale Raad van Beroep behandelt de kwestie van de inpassing van zijn functie in een nieuw functieboek, dat is vastgesteld in het kader van een reorganisatie. Appellant was het niet eens met de wijze waarop zijn functie was ingepast en stelde dat de organieke functietypering van 18 oktober 2004 niet overeenkwam met zijn feitelijke werkzaamheden. Hij had per 1 januari 2004 beleidsinitiërende en coördinerende taken, maar de inpassing in de functie van vakspecialist A zou hier onvoldoende recht aan doen.

De Raad overweegt dat het college bij de inpassing mocht uitgaan van de formeel vastgestelde functietypering. Appellant had eerder ingestemd met deze functietypering en had geen rechtsmiddelen aangewend tegen het gebruik ervan. De Raad concludeert dat de inpassing op juiste wijze heeft plaatsgevonden, aangezien de organieke functietypering als uitgangspunt is genomen. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de argumenten van appellant en het college hebben gewogen. De Raad ziet geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten, en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

08/5965 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 2 september 2008, 07/6365 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend (hierna: college)
Datum uitspraak: 6 mei 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J. Jaab, advocaat te Amsterdam. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. A.C. Luttmer, werkzaam bij de gemeente Purmerend.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant was werkzaam in de functie van stedenbouwkundig ontwerper bij de directie Stedelijke Ontwikkeling en Beheer van de gemeente Purmerend. In het kader van een reorganisatie zijn de functies binnen de gemeente Purmerend met terugwerkende kracht tot 1 januari 2004 opnieuw, doch ditmaal generiek en op hoofdlijnen, beschreven. De aldus in aantal beperkte nieuwe functies zijn beschreven in een functieboek. Op basis van de RATO-methode is aan elke functie een waardering verbonden. Het geheel van functies en bijbehorende waarderingen is door het college, na verkregen instemming van de ondernemingsraad, vastgesteld bij de als algemeen verbindend voorschrift te kwalificeren Procedureregeling organieke functiebeschrijving en -waardering voor de gemeente Purmerend.
1.2. Bij besluit van 12 december 2006 heeft het college de door appellant vervulde functie van stedenbouwkundig ontwerper met terugwerkende kracht tot 1 januari 2004 ingepast in het functieboek in de functie van vakspecialist A. Daarbij is appellant meegedeeld dat zijn huidige functieschaal 10 gelijk is aan de nieuwe functieschaal, zodat de inpassing geen gevolgen heeft voor zijn salarisaanspraken. Bij beslissing op bezwaar van 10 augustus 2007 (hierna: bestreden besluit) heeft het college die inpassing gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt gehandhaafd dat het college bij de inpassing ten onrechte de organieke functietypering van stedenbouwkundig ontwerper van 18 oktober 2004 tot uitgangspunt heeft genomen, omdat deze typering geen juiste weergave bevat van zijn feitelijke werkzaamheden. Volgens appellant was hij per 1 januari 2004 reeds belast met beleidsinitiërende en coördinerende werkzaamheden. Daarom doet de inpassing in de functie van vakspecialist A onvoldoende recht aan zijn feitelijke werkzaamheden.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. De Raad is van oordeel dat het college bij de inpassing mocht uitgaan van de formeel vastgestelde organieke functietypering van stedenbouwkundig ontwerper van 18 oktober 2004. Blijkens de op 7 juni 2006 door appellant en het college getekende ’overeenkomst tot omzetting functie naar nieuw functieboek’ heeft appellant er uitdrukkelijk mee ingestemd dat deze functietypering als basis zou worden genomen voor de inpassing naar een generiek, dan wel uniek functieprofiel in het functieboek. Appellant heeft tegen deze functietypering geen rechtsmiddelen aangewend en is ook niet opgekomen tegen het gebruik van deze functietypering als uitgangspunt voor de inpassing. De Raad voegt hieraan nog toe dat voor de inpassing in de generieke functie bepalend is welke taken en bevoegdheden appellant per 1 januari 2004 waren opgedragen, gegeven de inrichting van de organisatie zoals die het college voor ogen staat, en derhalve niet de feitelijke werkzaamheden die hij per 1 januari 2004 verrichtte.
4.2. De Raad stelt vast dat niet in geschil is dat, indien wordt - en moet worden - uitgegaan van de organieke functietypering stedenbouwkundig ontwerper van 18 oktober 2004, het college de door appellant vervulde functie op juiste wijze ingepast in het generieke functieprofiel van vakspecialist A.
5. Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. De Raad ziet tot slot geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en M.C. Bruning en W. van den Brink als leden, in tegenwoordigheid van B. Bekkers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2010.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) B. Bekkers.
HD