ECLI:NL:CRVB:2010:BM5943
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van de WAO-uitkering en de geschiktheid van functies voor appellant met psychische en fysieke beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 mei 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda. Appellant, die in 2000 uitviel met rugklachten en later ook psychische klachten meldde, had een WAO-uitkering ontvangen die in 2001 was vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Na verschillende besluiten van het Uwv, waarbij zijn uitkering ongewijzigd bleef, werd zijn arbeidsongeschiktheid in 2007 vastgesteld op 15 tot 25%. Appellant was het niet eens met deze besluiten en stelde dat zijn klachten onvoldoende waren onderkend. Hij voerde aan dat er een urenbeperking moest worden toegevoegd aan de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) die door de rechtbank was opgesteld na onderzoek door een deskundige.
De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat de deskundige, D.H.J. Boeykens, een juist beeld had gegeven van de beperkingen van appellant en dat er geen aanleiding was voor een urenbeperking. Appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn klachten niet goed waren beoordeeld en dat de deskundige niet onafhankelijk was. De Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant in staat was om de voor hem vastgestelde functies te vervullen, en dat er geen reden was om een andere deskundige te benoemen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies, gezien de psychische belastbaarheid van appellant, geschikt waren.
De Raad concludeerde dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De zaak benadrukt het belang van deskundige beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van de rechtbank in het volgen van deze beoordelingen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die afwijking rechtvaardigen.