ECLI:NL:CRVB:2010:BM5552
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep inzake studiefinanciering na verlening verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 mei 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 1 april 2009. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep), waarin haar studiefinanciering was geweigerd. De weigering was gebaseerd op het feit dat appellante vanaf 24 juni 2009 niet langer voldeed aan de nationaliteitseis, omdat haar verblijfsvergunning voor bepaalde tijd was verlopen.
De Raad heeft vastgesteld dat het door appellante beoogde resultaat van voortzetting van haar studiefinanciering inmiddels was bereikt door een nader besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die aan appellante studiefinanciering heeft toegekend na de verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Hierdoor was het procesbelang aan het hoger beroep komen te ontvallen. De Raad oordeelde dat het indienen van hoger beroep geen rechtens te honoreren belang meer diende, aangezien de grieven van appellante niet konden leiden tot een gunstiger materieel resultaat.
De Centrale Raad van Beroep verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en kwam niet toe aan de beoordeling van de beroepsgronden tegen de aangevallen uitspraak. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 21 mei 2010.