ECLI:NL:CRVB:2010:BM5143

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-6466 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering AOW-toekenning op basis van onvoldoende bewijs van verzekering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) had aangevraagd. Appellant stelde dat hij van 1969 tot 1975 had gewerkt bij steenfabriek Decornoit en Hoklem, maar kon deze stelling niet onderbouwen met bewijsstukken. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder, op 30 juli 2007, de aanvraag voor AOW geweigerd, omdat appellant niet verzekerd was geweest voor deze wet. Dit besluit werd in een later bestreden besluit van 22 januari 2008 gehandhaafd.

De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat appellant niet in het Schakelregister was opgenomen en niet ingeschreven was bij de gemeente Leerdam. Bovendien bleek uit onderzoek dat de steenfabriek waar appellant claimde te hebben gewerkt, niet meer bestond en dat hij niet bekend was bij het bedrijfspensioenfonds voor de baksteenindustrie. De rechtbank concludeerde dat niet aannemelijk was dat appellant in Nederland had gewoond of gewerkt.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn stelling dat hij in Nederland had gewerkt, maar de Raad kon zich volledig vinden in de overwegingen van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant zijn stelling niet met bewijs had kunnen onderbouwen en dat de Svb zorgvuldig had onderzocht of er aanwijzingen waren die appellants claims steunden. Dit onderzoek had echter geen resultaat opgeleverd. De Raad bevestigde daarom de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.

Uitspraak

08/6466 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2008, 08/773 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 12 mei 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2010. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Op 27 december 2006 heeft appellant zich tot de Svb gewend met het verzoek hem een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toe te kennen. Appellant heeft daarbij aangegeven van 1969 tot 1975 te hebben gewerkt bij steenfabriek Decornoit en Hoklem (lees: De Koornwaard in Heukelem).
1.2. Bij besluit van 30 juli 2007 heeft de Svb appellant een ouderdomspensioen op grond van de AOW geweigerd op de grond dat appellant niet verzekerd is geweest voor deze wet. Bij het bestreden besluit van 22 januari 2008 heeft de Svb zijn besluit van 30 juli 2007 ongegrond gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak appellants beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat blijkens navraag van de Svb appellant niet is opgenomen in het Schakelregister en evenmin ingeschreven is geweest bij de gemeente Leerdam. Voorts is uit onderzoek van de Svb gebleken dat de door appellant genoemde steenfabriek niet meer bestaat en dat appellant niet bekend is bij de Stichting bedrijfspensioenfonds voor de baksteenindustrie. De rechtbank heeft hieraan – evenals de Svb – de conclusie verbonden dat niet aannemelijk is dat appellant in Nederland heeft gewoond of gewerkt.
3. In hoger beroep heeft appellant herhaald dat hij in Nederland werkzaam is geweest.
4.1. De Raad kan zich geheel vinden in hetgeen de rechtbank heeft overwogen en maakt deze overwegingen tot de zijne. Ook de Raad is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat appellant verzekerd is geweest voor de AOW. Appellant heeft zijn stelling dat hij in Nederland werkzaam is geweest, niet met stukken kunnen onderbouwen. De Svb heeft op zorgvuldige wijze onderzocht of aanwijzingen zijn te vinden die appellants stelling steunen. Dit onderzoek heeft evenwel niet tot resultaat geleid.
4.2. Het onder 4.1 overwogene leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2010.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
TM
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale);
statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M.M. van der Kade en présence W. Altenaar en qualité de
greffier, ainsi que prononcée en public, le 12 Mai 2010.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.