ECLI:NL:CRVB:2010:BM5116

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-5338 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit inzake ouderdomspensioen AOW na navraag bij Canadees uitvoeringsorgaan

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in Canada woont. Appellant had eerder een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had in 2006 een ouderdomspensioen toegekend met ingang van oktober 2003, maar appellant was van mening dat hij eerder recht had op dit pensioen. De Svb had zijn bezwaar tegen de toekenning ongegrond verklaard, omdat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een bijzonder geval. De rechtbank Amsterdam had de uitspraak van de Svb bevestigd.

Tijdens de zitting bij de Raad werd echter door de Svb meegedeeld dat uit navraag bij het Canadese uitvoeringsorgaan was gebleken dat appellant in 2000 bij zijn aanvraag van een Canadees pensioen melding had gemaakt van zijn Nederlandse pensioenverzekering. Dit betekende dat het Canadese uitvoeringsorgaan op basis van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Canada een aanvraagprocedure in Nederland had moeten starten. De Svb kwam tot de conclusie dat het besluit op bezwaar niet op goede gronden was genomen en dat appellant al vanaf september 2000 in aanmerking kwam voor een ouderdomspensioen op grond van de AOW.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep tegen het besluit op bezwaar gegrond verklaard. De Svb werd opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij rekening gehouden moest worden met de uitspraak van de Raad. Tevens werd bepaald dat de Svb het betaalde griffierecht van € 145,- aan appellant diende te vergoeden. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

08/5338 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Canada (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2008, 07/10 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 12 mei 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Op 31 maart 2010 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door K. van Ingen.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellant is geboren [in] 1935. Bij besluit van 17 oktober 2006 heeft de Svb met ingang van oktober 2003 een ouderdomspensioen aan appellant toegekend op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Het bezwaar van appellant hiertegen is bij besluit van 28 november 2006 ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een bijzonder geval op grond waarvan de Svb af kan wijken van de wettelijke regel dat een ouderdomspensioen niet eerder ingaat dan een jaar vóór de eerste dag van de maand waarin de aanvraag bij de Svb is ingediend.
Bij de aangevallen uitspraak is het beroep van appellant tegen het besluit op bezwaar ongegrond verklaard.
2. Ter zitting van de Raad is namens de Svb meegedeeld dat kort voor de zitting uit navraag bij het Canadese uitvoeringsorgaan is gebleken dat appellant in 2000 bij zijn aanvraag van een Canadees pensioen melding heeft gemaakt van zijn Nederlandse pensioenverzekering. Daarom had het Canadese uitvoeringsorgaan op grond van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Canada toen een aanvraagprocedure in Nederland moeten starten. De Svb is derhalve thans van mening dat het besluit op bezwaar niet op goede gronden genomen is en dat appellant al vanaf september 2000 in aanmerking komt voor een ouderdomspensioen op grond van de AOW.
3. De Svb heeft het in het besluit op bezwaar neergelegde standpunt niet gehandhaafd. Daarom vernietigt de Raad de aangevallen uitspraak, wordt het beroep tegen het besluit op bezwaar alsnog gegrond verklaard en wordt dat besluit vernietigd. De Raad verstaat dat de Svb alsnog per september 2000 een ouderdomspensioen aan appellant toe zal kennen.
4. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit op bezwaar van 28 november 2006 gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat de Svb een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
Bepaalt dat de Svb aan appellant het betaalde griffierecht van € 145,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2010.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
IvR