ECLI:NL:CRVB:2010:BM4259
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en bijzondere omstandigheden bij aanvraag
In deze zaak gaat het om de toekenning van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving vanaf 6 december 2001 bijstand, maar kreeg op 13 juli 2006 te horen dat hij met ingang van 12 juni 2006 geen recht meer had op bijstand omdat hij verzuimd had inlichtingen te verstrekken. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar zijn bezwaar werd wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze beslissing ongegrond.
Appellant meldde zich op 11 december 2006 bij het Centrum voor werk en Inkomen (CWI) om bijstand aan te vragen, met de verzoek om bijstand met terugwerkende kracht vanaf 13 juni 2006 toe te kennen. Het dagelijks bestuur kende appellant bijstand toe met ingang van 11 december 2006, maar weigerde de bijstand met terugwerkende kracht, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.
De rechtbank bevestigde de beslissing van het dagelijks bestuur, waarop appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de aanvraag met terugwerkende kracht konden rechtvaardigen. Het standpunt van appellant dat hij door psychische problemen niet in staat was om zijn zaken te regelen, werd niet onderbouwd met objectieve medische gegevens. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.
De uitspraak werd gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van griffier E. Heemsbergen, op 4 mei 2010.