[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 10 juni 2009, 08/5507 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 7 mei 2010
Namens appellante heeft mr. J.T.F. van Berkel, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2010. Appellante en haar gemachtigde zijn – met voorafgaand bericht – niet verschenen. Voor het Uwv verscheen mr. R.A.C. Rijk.
1.1. Het beroep is gericht tegen het besluit van het Uwv van 12 juni 2008. Met dit besluit heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 16 maart 2006, waarbij de aan appellante toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 17 mei 2006 werd beëindigd, gegrond verklaard.
1.2. Het Uwv gaf met het besluit van 12 juni 2008 uitvoering aan de uitspraak van de rechtbank van 2 oktober 2007, 06/8548. Bij deze uitspraak vernietigde de rechtbank een besluit van 20 september 2006, waarbij het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 16 maart 2006 gegrond verklaarde en de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante met ingang 17 mei 2006 vaststelde op 65 tot 80%. Naar het oordeel van de rechtbank was aan het besluit van 20 september 2006 geen voldoende zorgvuldig medisch onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsarts voorafgegaan.
1.3. Bezwaarverzekeringsarts A. Mirza heeft aan de hand van verkregen informatie van de behandelend internist-nefroloog de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aangepast en daarin opgenomen dat appellante niet ’s nachts en maximaal 20 uur per week kan werken. Bezwaararbeidsdeskundige D.L.A. Politon heeft vervolgens vastgesteld dat de meeste van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies een arbeidstijd hebben van 20 uur per week of minder. Hij berekende het verlies aan verdiencapaciteit van appellante op ongeveer 70%. Met het besluit van 12 juni 2008 heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante met ingang van 17 mei 2006 opnieuw bepaald op 65 tot 80%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 12 juni 2008 ongegrond verklaard.
3.1. Appellante heeft in hoger beroep haar stelling herhaald dat zij niet in staat is om arbeid te verrichten gedurende de werktijden die in de FML zijn vastgelegd. Zij heeft verder gesteld dat voor de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage moet worden uitgegaan van het loon van de functie van archiefmedewerker.
3.2. Het Uwv heeft zich achter het oordeel van de rechtbank geschaard. Hij heeft erop gewezen dat een medische onderbouwing voor een verdergaande urenbeperking ontbreekt.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. Bij de formulering van de beroepsgrond dat ten onrechte is aangenomen dat appellante in staat is om 30 uur per week te werken, heeft zij kennelijk over het hoofd gezien dat bezwaarverzekeringsarts Mirza in haar rapportage van 17 april 2008 heeft neergelegd dat de eerder aangenomen urenbeperking van 30 uur per week voor appellante niet volstaat en dat moet worden uitgegaan van een urenbeperking van 20 uur per week. Deze urenbeperking is opgenomen in de FML van 17 april 2008. De beperking voor het werken in de nacht, dat wil zeggen tussen 00.00 uur en 06.00 uur, is gehandhaafd.
4.2. Voor de stelling van appellante dat zij ook niet in staat is om te werken tussen 20.00 uur en 00.00 uur en tussen 06.00 uur en 08.30 uur in verband met haar vermoeidheidsklachten en epilepsieklachten in de avonduren, vindt de Raad in de beschikbare medische gegevens geen aanknopingspunten.
4.3. De schatting is gebaseerd op de functies van studentendecaan (Sbc-code 763080), administratief medewerker fulfilment (Sbc-code 516070) en administratief medewerker polis (Sbc-code 516080). Uit de Arbeidsmogelijkhedenlijst volgt dat in de deze functies niet meer dan 20 uur per week wordt gewerkt en evenmin in de nacht. Dat betekent dat de werktijden aansluiten bij de beperkingen die in rubriek 6 van de FML zijn opgenomen en de functies voor appellante geschikt zijn.
4.4. Bezwaararbeidsdeskundige Politon heeft in zijn rapportage van 1 december 2008 neergelegd dat hem uit informatie van de arbeidsdeskundige-analist is gebleken dat in de Arbeidsmogelijkhedenlijst bij het arbeidspatroon van de functie van studentendecaan werk in de avonduren is vermeld, omdat in die functie vier of vijf maal per jaar een informatieavond tot ongeveer 22.00 uur moet worden bijgewoond. De Raad is met het Uwv van oordeel dat zelfs als zou moeten worden aangenomen dat er medische gronden zijn om werkzaamheden in de avonduren zoveel mogelijk te beperken, een aanwijzing ontbreekt dat van appellant niet kan worden gevergd dat zij incidenteel gedurende twee uren na 20.00 uur actief is.
4.5. Het hoger beroep slaagt niet. De Raad zal de aangevallen uitspraak bevestigen.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2010.
(get.) M.A. van Amerongen.