ECLI:NL:CRVB:2010:BM3686
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van medische en arbeidsdeskundige rapportages
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een Wajong-uitkering toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 mei 2010 uitspraak gedaan in deze kwestie. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.J. van der Meulen, heeft in hoger beroep gesteld dat zij meer beperkingen ondervindt bij het verrichten van arbeid dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is vastgelegd. De Raad heeft de medische gegevens en rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten zijn dat de beperkingen van appellante zijn onderschat.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante op 31 december 2005 met de geselecteerde functies ten minste het voor haar leeftijd geldende wettelijke minimumloon kon verdienen. De functie van teamondersteuner, waarvoor een MAVO-diploma vereist is, kon aan appellante worden voorgehouden, gezien haar afgeronde VMBO- en MBO-opleiding. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank Breda, die het besluit van het Uwv had vernietigd maar de rechtsgevolgen in stand had gelaten, bevestigd. De Raad oordeelt dat het Uwv voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat appellante niet voldoet aan de criteria voor een Wajong-uitkering, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept de noodzaak van een gedegen medische en arbeidsdeskundige beoordeling bij aanvragen voor Wajong-uitkeringen.