ECLI:NL:CRVB:2010:BM3686

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6149 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering op basis van medische en arbeidsdeskundige rapportages

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een Wajong-uitkering toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 mei 2010 uitspraak gedaan in deze kwestie. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.J. van der Meulen, heeft in hoger beroep gesteld dat zij meer beperkingen ondervindt bij het verrichten van arbeid dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is vastgelegd. De Raad heeft de medische gegevens en rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten zijn dat de beperkingen van appellante zijn onderschat.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante op 31 december 2005 met de geselecteerde functies ten minste het voor haar leeftijd geldende wettelijke minimumloon kon verdienen. De functie van teamondersteuner, waarvoor een MAVO-diploma vereist is, kon aan appellante worden voorgehouden, gezien haar afgeronde VMBO- en MBO-opleiding. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank Breda, die het besluit van het Uwv had vernietigd maar de rechtsgevolgen in stand had gelaten, bevestigd. De Raad oordeelt dat het Uwv voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat appellante niet voldoet aan de criteria voor een Wajong-uitkering, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept de noodzaak van een gedegen medische en arbeidsdeskundige beoordeling bij aanvragen voor Wajong-uitkeringen.

Uitspraak

09/6149 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 23 oktober 2009, 08/3357 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 7 mei 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P.J. van der Meulen, advocaat te Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij faxbericht van 8 maart 2010 heeft mr. Van der Meulen zich als gemachtigde onttrokken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2010. Appellante is niet verschenen. Voor het Uwv verscheen W.F. Bergman.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wajong, zoals die luidden tot 1 januari 2010.
1.2. Het beroep is gericht tegen het ter uitvoering van de Wajong op 9 juli 2008 door het Uwv bekend gemaakte besluit. Daarbij heeft het Uwv, beslissend op het bezwaar van appellante tegen een besluit van 21 november 2007, het standpunt dat appellante geen jonggehandicapte is niet gehandhaafd. De weigering om aan appellante een Wajong-uitkering toe te kennen is gebaseerd op verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige rapportages waaruit volgt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante op 31 december 2005 minder is dan 25%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het besluit van 9 juli 2008 eerst in beroep met een rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 22 mei 2009 en een rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 1 april 2009 is voorzien van een voldoende medische en arbeidsdeskundige grondslag. De rechtbank heeft om die reden het besluit van 9 juli 2008 vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten.
3. Appellante heeft in hoger beroep haar stellingen herhaald dat zij meer beperkingen heeft voor het verrichten van arbeid dan zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) en dat voor de schatting ten onrechte functies zijn gebruikt waarvoor een MAVO-opleiding is vereist.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. Met de beschrijving in de FML van de beperkingen die appellante zal ondervinden bij het verrichten van arbeid is tot uitdrukking gebracht dat zij in verband met haar bloedziekte, en de daarmee samenhangende vermoeidheidsklachten, en haar psychische klachten niet geschikt is voor zwaar lichamelijk werk en stresserend werk. Er geldt enige urenbeperking, omdat wordt aangenomen dat appellante niet ’s nachts kan werken en – kort gezegd – geen overwerk kan verrichten. Verder is rekening gehouden met haar klachten van duizeligheid en hooikoorts. De Raad vindt in de voorhanden medische gegevens geen aanknopingspunten dat met de FML de beperkingen van appellante zijn onderschat. Voor de door appellante gewenste verdergaande urenbeperking biedt de informatie van de psycholoog en bedrijfsarts van Aob Compaz en van de huisarts geen ondersteuning.
4.2. Naar het oordeel van de Raad heeft het Uwv met de rapportages van de (bezwaar)arbeidsdeskundige voldoende inzichtelijk gemaakt dat appellante op 31 december 2005 met de geselecteerde functies ten minste het toen voor haar leeftijd geldende wettelijke minimumloon kon verdienen. Ook de functie van teamondersteuner (Sbc-code 315090) kon aan appellante worden voorgehouden. Onbetwist is dat zij een VMBO-opleiding en aansluitend een MBO-opleiding heeft afgerond. Daarmee voldoet zij aan de voor die functie gestelde opleidingseis van een MAVO-diploma.
4.3. Het hoger beroep slaagt niet. De Raad zal de aangevallen uitspraak bevestigen.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2010.
(get.) M. Greebe.
(get.) M.A. van Amerongen.
CVG