ECLI:NL:CRVB:2010:BM3610
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW-uitkering wegens werkzaamheden in het onderwijs
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van een WW-uitkering van appellant, die werkzaamheden in het onderwijs heeft verricht. Appellant ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft zijn WW-recht herzien op basis van de werkzaamheden die hij in 2003 heeft verricht. Dit leidde tot een terugvordering van een bedrag van € 4.740,55, dat onverschuldigd aan appellant was betaald over de periode van juli tot en met december 2003.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de terugvordering, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. Vervolgens heeft appellant beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv. De rechtbank Leeuwarden oordeelde dat het teruggevorderde bedrag onjuist was vastgesteld en heeft een nieuwe berekening gemaakt, waarbij het terug te vorderen bedrag werd vastgesteld op € 4.701,97. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het besluit van 4 april 2005 herroepen.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de stellingen van appellant beoordeeld. Appellant stelde dat de herziening van zijn WW-uitkering onjuist was en dat zijn gewerkte uren anders beoordeeld moesten worden. Echter, de Raad oordeelde dat appellant de eerdere besluiten van het Uwv, die zijn aanspraken op WW-uitkering vaststelden, niet had aangevochten. Hierdoor stonden deze besluiten in rechte vast. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat het Uwv bevoegd was om het onverschuldigd betaalde voorschot terug te vorderen en dat appellant de administratieve handelingen moest verrichten die een verrekening met de fiscus mogelijk maakten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling van het Uwv of de minister in de proceskosten op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.