ECLI:NL:CRVB:2010:BM3547

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6995 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering financiële tegemoetkoming voor kosten brommobiel in het kader van WVG

In deze zaak gaat het om de weigering van een financiële tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en verzekering van een brommobiel voor appellant, die eerder een Canta had ontvangen op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg). Appellant had in 1999 een vervoersvoorziening in de vorm van een Canta toegekend gekregen, maar in 2005 besloot hij deze in te leveren en zelf een brommobiel aan te schaffen. Hij verzocht het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland om een tegemoetkoming in de kosten van deze brommobiel, maar dit verzoek werd afgewezen. Het College stelde dat de Canta een adequate voorziening was en dat de brommobiel niet voor vergoeding in aanmerking kwam.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het College zich voldoende had laten adviseren door de verzekeringsarts B.J.M. Rozema-Melissen, die concludeerde dat de Canta medisch gezien geschikt was voor appellant. De Raad vond dat appellant niet had aangetoond dat de Canta onvoldoende bescherming bood tegen kou, ondanks zijn neurologische aandoening. Appellant had de Canta in 2005 ingeleverd omdat hij hinder ondervond van beslagen ruiten, niet vanwege kou. De Raad concludeerde dat het College terecht had besloten om geen financiële tegemoetkoming voor de brommobiel toe te kennen, aangezien appellant zelf had gekozen voor de aanschaf van dit voertuig.

Daarnaast werd het verzoek van appellant om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat er geen tijdvakken konden worden aangewezen waarin de redelijke termijn was overschreden door de rechtbank of de Raad. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank Leeuwarden, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard.

Uitspraak

09/6995 WVG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 17 december 2009, 08/2249 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland (hierna: College)
Datum uitspraak: 21 april 2010.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D. van der Wal, advocaat te Buitenpost, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingezonden.
Het College heeft een verweerschrift ingediend en nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Wal. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. van der Veen, werkzaam bij de gemeente Smallingerland.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Aan appellant is in 1999 op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet voorzieningen gehandicapten (hierna: Wvg) een vervoersvoorziening toegekend in de vorm van een gesloten buitenwagen (Canta). In 2004 is deze vervangen door een nieuwe Canta.
1.2. Appellant heeft de Canta in mei 2005 ingeleverd, omdat hij op eigen kosten een brommobiel had aangeschaft. Hij was het niet eens met de beperking dat hij met de Canta slechts 7000 kilometer per jaar mocht rijden. Hij vond het hinderlijk dat de ruiten besloegen bij slecht weer en hij had geen degelijke/veilige indruk van het voertuig.
1.3. Appellant heeft op 8 juni 2005 aan het College gevraagd om een tegemoetkoming in de kosten van de zelf (voor € 8.000,--) aangeschafte brommobiel, begroot op € 450,-- per jaar aan afschrijving, en de helft van de jaarlijkse verzekeringspremie van in totaal € 1.000,-- per jaar.
1.4. Het College heeft dit verzoek bij besluit van 24 juni 2005 afgewezen.
1.5. Bij besluit van 28 oktober 2005 heeft het College het bezwaar van appellant tegen het besluit van 24 juni 2005 ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van de kosten die verband houden met de behandeling van het bezwaar afgewezen. Het College heeft de weigering van een tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en verzekering van een brommobiel gehandhaafd op de grond dat een brommobiel een algemeen gebruikelijke voorziening is die op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wvg niet voor vergoeding in aanmerking komt.
1.6. Bij uitspraak van 8 augustus 2006 heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 28 oktober 2005 ongegrond verklaard.
1.7. Bij uitspraak van 21 mei 2008, LJN BD3476, heeft de Raad het beroep tegen die uitspraak van de rechtbank gegrond verklaard, het besluit van 28 oktober 2005 vernietigd en bepaald dat het College een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen met inachtneming van zijn uitspraak. In die uitspraak is overwogen dat daarbij aandacht dient te worden geschonken aan de stelling van appellant dat de eerder verstrekte en door hem weer ingeleverde Canta in medisch opzicht voor hem niet meer geschikt zou zijn. Een medisch onderzoek mocht daarbij niet achterwege worden gelaten.
1.8. Vervolgens is in opdracht van het College door de verzekeringsarts B.J.M. Rozema-Melissen, verbonden aan Scio Consult, beoordeeld of een Canta in medisch opzicht voor appellant geschikt/adequaat is. Deze arts heeft na een huisbezoek op 2 juli 2008 geconcludeerd dat een Canta voor appellant in medisch opzicht adequaat is en dat hetzelfde geldt voor een brommobiel. Van die conclusie is bij rapport van 8 juli 2008 aan het College mededeling gedaan.
2. Het College heeft dat advies overgenomen en het bezwaar van appellant tegen het besluit van 24 juni 2005 bij besluit op bezwaar van 25 augustus 2008 wederom ongegrond verklaard. Het College stelt zich op het standpunt dat het aan zijn zorgplicht ingevolge de Wvg heeft voldaan door aan appellant een vervoersvoorziening in de vorm van een Canta te verstrekken. Dat appellant de Canta in mei 2005 heeft ingeleverd doet daaraan niet af.
2.1. Appellant is in beroep gegaan tegen het besluit van 25 augustus 2008. Hij heeft aangevoerd dat de door het College verrichte toetsing veel te beperkt is geweest, nu Scio Consult niet alleen een Canta, maar ook een brommobiel adequaat heeft geacht. Voorts is aangevoerd dat Scio Consult ten onrechte heeft aangenomen dat appellant 500 meter kan lopen, omdat hij hooguit 50 meter lopend kan afleggen.
2.2. Het College heeft bij wege van verweer aangevoerd dat een eenmalige vergoeding van € 4.500,-- plus € 500,-- per jaar niet de goedkoopst adequate voorziening is voor appellant.
3. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 25 augustus 2008 ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat uit het onderzoeksrapport van de verzekeringsarts Rozema-Melissen blijkt dat de Canta voor appellant in medisch opzicht een adequate voorziening is. Niet gebleken is dat het onderzoek van deze arts onzorgvuldig heeft plaatsgevonden of dat zij zich heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige gegevens. Hieraan doet niet af dat in het rapport vermeld staat dat appellant 500 in plaats van 50 meter kan lopen, omdat dit voor de adequaatheid van de Canta niet uitmaakt. Gelet hierop heeft het College naar het oordeel van de rechtbank terecht aan appellant een Canta verstrekt, waarmee het College aan zijn zorgplicht ingevolge de Wvg heeft voldaan. Het College hoefde daarom geen tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en verzekering van een brommobiel toe te kennen.
4. Namens appellant is in hoger beroep aangevoerd dat de door het College verrichte beoordeling niet volledig is geweest, omdat niet beoordeeld is of de Canta voldoende bescherming biedt tegen de kou. Voorts is er geen rekening mee gehouden dat de Canta in 2005 door baldadige jeugd wekelijks werd omgegooid, terwijl dit met een zwaardere en lagere brommobiel niet zou zijn gebeurd. Een aanvullende voorziening in de vorm van een stalling zou een Canta in vergelijking met een brommobiel veel duurder maken. Ten slotte is verzocht om de Staat te veroordelen tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1. De Raad dient in dit geding de vraag te beantwoorden of het College de aangevraagde voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en verzekering van een brommobiel in 2005 terecht heeft geweigerd op de grond dat aan appellant in 2004 een vervoersvoorziening in de vorm van een Canta was toegekend.
5.2. Tussen partijen is in geschil of de Canta in 2005 een adequate vervoersvoorziening was.
5.3. De Raad acht zich wat het medische aspect betreft voldoende voorgelicht door de rapportage van de verzekeringsarts Rozema-Melissen, de medisch adviseur van het College, van 8 juli 2008. Deze arts is tot de conclusie gekomen dat de Canta voor appellant in medisch opzicht geschikt/adequaat was. Voor de Raad is voldoende komen vast te staan dat het advies van deze arts, dat op dossieronderzoek en een huisbezoek berust, voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Appellant heeft geen contra-expertise ingebracht die het tegendeel aantoont.
5.4. De Raad acht voorts door appellant niet aangetoond dat de Canta zo weinig bescherming tegen kou biedt dat deze uit medisch oogpunt voor appellant ongeschikt moet worden geacht in verband met zijn neurologische aandoening. Appellant heeft zes jaren in een Canta gereden zonder dat dit klaarblijkelijk tot grote problemen heeft geleid wegens blootstelling aan koude. Integendeel, appellant wilde er zelfs meer kilometers mee rijden dan de 7000 die het College hem had toegestaan. Appellant heeft de Canta in 2005 ook niet ingeleverd omdat deze te koud voor hem zou zijn, maar omdat de ruiten besloegen. Onder die omstandigheden had van appellant enig bewijs mogen worden verwacht van zijn stelling dat de Canta voor hem ongeschikt was omdat deze hem blootstelt aan koude.
5.5. Met hetgeen is overwogen onder 5.3 en 5.4 is gegeven dat het College terecht heeft beslist dat de hem toegekende Canta ten tijde van belang nog geschikt voor hem was. Appellant heeft deze weliswaar ingeleverd, maar hij had op grond van het toekenningsbesluit, dat door het College niet was ingetrokken, aan de leverancier opnieuw om feitelijke verstrekking ervan kunnen vragen. Het is zijn eigen vrije keuze geweest om van deze toekenning geen gebruik meer te maken, maar te kiezen voor een door hemzelf aangeschafte brommobiel. Dit betekent dat het College de aanvraag van een financiële tegemoetkoming voor de kosten van aanschaf en verzekering van dat voertuig terecht heeft afgewezen. Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. De Raad wijst het verzoek om de Staat te veroordelen tot schadevergoeding wegens overschrijding van de in artikel 6 van het EVRM bedoelde redelijke termijn af. De Raad overweegt daartoe dat geen voor risico van de Staat komende tijdvakken kunnen worden aangewezen waarin de rechtbank of de Raad de redelijke termijn heeft overschreden.
7. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male, in tegenwoordigheid van J. Waasdorp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2010.
(get.) R.M. van Male.
(get.) J. Waasdorp.
BvW