ECLI:NL:CRVB:2010:BM3544

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3502 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening eigen bijdrage zorgverzekering en rechtszekerheidsbeginsel

In deze zaak gaat het om de herziening van de eigen bijdrage voor de zorg van de echtgenote van appellant, die in een verpleeghuis verbleef. De Centrale Raad van Beroep oordeelt over de rechtmatigheid van een besluit van Delta Lloyd Zorgverzekering N.V. dat de eigen bijdrage van appellant met terugwerkende kracht heeft herzien. De Raad stelt vast dat de eigen bijdrage oorspronkelijk was vastgesteld op basis van het belastbaar inkomen, maar later is herzien op basis van het verzamelinkomen over 2005. Appellant betwist de rechtmatigheid van deze herziening en stelt dat het besluit van 25 januari 2007, waarin de eigen bijdrage werd vastgesteld, definitief was en niet meer kon worden herzien zonder nieuwe feiten.

De Raad overweegt dat de eigen bijdrage op grond van de AWBZ moet worden vastgesteld op basis van het verzamelinkomen. De Raad concludeert dat Delta Lloyd niet bevoegd was om het besluit van 30 oktober 2007 te nemen, omdat dit besluit onbevoegd was genomen. De Raad vernietigt daarom de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellant gegrond. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven echter in stand, omdat de Raad van oordeel is dat appellant rekening had moeten houden met een mogelijke herziening van de eigen bijdrage. De Raad benadrukt dat het belangrijk is dat in besluiten expliciet wordt vermeld of het gaat om een voorlopige of definitieve vaststelling van de eigen bijdrage, om rechtszekerheid te waarborgen.

Uitspraak

08/3502 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 15 mei 2008, 07/5343 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellant
en
Delta Lloyd Zorgverzekering N.V. (hierna: Delta Lloyd)
Datum uitspraak: 7 april 2010.
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Delta Lloyd heeft een verweerschrift ingediend en vragen van de Raad beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2010. Appellant is verschenen en Delta Lloyd heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. De echtgenote van appellant, [betrokkene] (hierna: betrokkene), verbleef vanaf 30 mei 2005 in verpleeghuis Sint Elisabeth te Amersfoort. In verband hiermee heeft het Zorgkantoor Utrecht (hierna: Zorgkantoor) haar namens Delta Lloyd bij besluit van 29 juni 2005 meegedeeld dat zij vanaf 30 mei 2005 op grond van artikel 14, eerste lid, van het Bijdragebesluit Zorg een zogeheten lage eigen bijdrage verschuldigd is. Deze eigen bijdrage bedroeg tot 1 januari 2007 € 646,15 per maand.
1.2. Bij besluit van 25 januari 2007 heeft het Zorgkantoor betrokkene meegedeeld dat zij vanaf 1 januari 2007 op grond van artikel 14, eerste lid, van het Bijdragebesluit zorg een eigen bijdrage verschuldigd is van € 290,72 per maand. Uit de bijgevoegde berekening blijkt dat de eigen bijdrage is berekend aan de hand van het belastbare loon over het jaar 2005.
1.3. Op 12 april 2007 is betrokkene overleden.
1.4. Bij besluit van 4 juni 2007 is appellant meegedeeld dat de eigen bijdrage vanaf 1 januari 2007 is herzien en dat appellant ingevolge artikel 14, eerste lid, van het Bijdragebesluit over de periode van 1 januari 2007 tot en met 12 april 2007 een eigen bijdrage van € 650,54 per maand verschuldigd is. De hoogte van deze bijdrage is berekend aan de hand van het verzamelinkomen over 2005.
1.5. Bij besluit van 30 oktober 2007 heeft Delta Lloyd het bezwaar van appellant tegen het besluit van 4 juni 2007 ongegrond verklaard. Delta Lloyd heeft zich op het standpunt gesteld dat de bij besluit van 25 januari 2007 vastgestelde eigen bijdrage gebaseerd was op het belastbaar inkomen over 2005, omdat op dat moment nog geen informatie over het verzamelinkomen was ontvangen van de Belastingdienst. Bij besluit van 4 juni 2007 is de eigen bijdrage herzien op basis van het verzamelinkomen over 2005. Het feit dat in het besluit van 25 januari 2007 niet was vermeld dat het een voorlopige vaststelling van de eigen bijdrage betrof, ontslaat Delta Lloyd niet van de wettelijke verplichting om de eigen bijdrage op te leggen op grond van de juiste inkomensgegevens.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 30 oktober 2007 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft onder meer geoordeeld dat het appellant redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat de bij het besluit van 25 januari 2007 vastgestelde eigen bijdrage te laag was. De rechtbank heeft daarbij van belang geacht dat de eigen bijdrage bij dit besluit meer dan gehalveerd werd, van € 646,15 naar € 290,72, en dat uit het besluit blijkt dat anders dan voorheen niet het verzamelinkomen, maar het veel lagere belastbaar loon als basis voor de berekening van de eigen bijdrage was genomen. Gelet hierop mocht appellant volgens de rechtbank er niet zonder meer op vertrouwen dat de vaststelling juist was. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat enkel Delta Lloyd van de fout een zeer groot verwijt kan worden gemaakt, maar de rechtbank ziet hierin noch in andere omstandigheden een dringende reden of een bijzondere omstandigheid die aanleiding zou moeten zijn voor Delta Lloyd om geheel of gedeeltelijk af te zien van herziening.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep onder meer aangevoerd dat - kort gezegd - sprake is van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Bij besluit van 25 januari 2007 is volgens appellant de eigen bijdrage per 1 januari 2007 definitief vastgesteld, nu daarin niet is vermeld dat dit een voorlopige vaststelling betreft. In het belastingrecht geldt dan dat hierop niet meer mag worden teruggekomen, behoudens indien zich nieuwe feiten voordoen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Ambtshalve beoordeling van de bevoegdheid
4.1.1. Het besluit op bezwaar van 30 oktober 2007 is namens Delta Lloyd genomen door mr. R.R.G. Dehue (hierna: Dehue), manager Juridische Zaken. Blijkens artikel 1 van het Mandaatbesluit van Delta Lloyd, dat per 1 januari 2005 in werking is getreden, wordt aan ieder van de op bijlage 1 vermelde afdelingsmanagers mandaat verleend tot:
a. het nemen van besluiten op grond van de Ziekenfondswet en de AWBZ;
b. het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in onderdeel a.
4.1.2. Artikel 2 van het Mandaatbesluit bepaalt dat de Manager Juridische Zaken en de bedrijfsjurist vermeld op bijlage 2 gemachtigd zijn ten aanzien van verweerschriften en beroepschriften in administratiefrechtelijke procedures, gericht tot een administratieve rechter, ten behoeve van het vertegenwoordigen van onder meer Delta Lloyd in administratiefrechtelijke procedures bij de administratieve rechter en tot het afdoen van alle stukken die daarop betrekking hebben.
4.1.3. Dehue staat niet op bijlage 1 van het Mandaatbesluit vermeld, maar wel op bijlage 2. Gelet op artikel 1 van het Mandaatbesluit betekent dit dat Dehue niet bevoegd is om namens Delta Lloyd een besluit op bezwaar op grond van de AWBZ te nemen. Nu sprake is van een onbevoegd genomen besluit kan het besluit van 30 oktober 2007 niet in stand blijven.
4.2. De aangevallen uitspraak komt daarom voor vernietiging in aanmerking. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep tegen het besluit van 30 oktober 2007 gegrond verklaren en dit besluit vernietigen.
4.3. Nu Delta Lloyd het besluit van 30 oktober 2007 voor zijn rekening neemt, ziet de Raad aanleiding te bezien of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
Inhoudelijke beoordeling
4.4. De Raad stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat appellant op grond van het bepaalde bij en krachtens de AWBZ een eigen bijdrage verschuldigd is voor het verblijf van betrokkene in de instelling. In geschil is of het met terugwerkende kracht herzien van de eigen bijdrage tot 1 januari 2007 rechtens geoorloofd is.
4.5.1. Artikel 6, derde lid, van de AWBZ bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor het verkrijgen van een verstrekking als voorwaarde kan worden gesteld dat de verzekerde bijdraagt in de kosten daarvan. Aan deze bepaling is uitvoering gegeven door vaststelling van het Bijdragebesluit zorg. Artikel 2 van het Bijdragebesluit zorg bepaalt dat de verzekerde van 18 jaren of ouder bijdraagt in de kosten van de zorg, verleend door een instelling.
4.5.2. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van het Bijdragebesluit zorg wordt - voor zover hier van belang - in dit besluit en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
“(…)
f. inkomen:
1°. Indien met betrekking tot het peiljaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de correctie voor buitengewone uitgaven als bedoeld in het tweede lid;
2°. In de overige gevallen: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964;
(…).”
4.5.3. Ingevolge artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bijdragebesluit zorg bedraagt de bijdrage in afwijking van artikel 4 12,5% van het bijdrageplichtig inkomen met een minimum van € 136,20 en een maximum van € 715,-- per maand voor de gehuwde verzekerde wiens echtgenoot niet verblijft in een instelling.
4.6. De Raad is van oordeel dat deze imperatief gestelde algemeen verbindende voorschriften Delta Lloyd geen ruimte bieden om de eigen bijdrage te matigen of kwijt te schelden.
4.7. Dat neemt niet weg dat uit het ongeschreven recht, in het bijzonder uit het rechtszekerheidsbeginsel, voortvloeit dat een eigen bijdrage niet met terugwerkende kracht kan worden opgelegd, indien daardoor de rechtszekerheid van de betrokkene wordt geschonden.
4.7.1. De Raad stelt vast dat aan appellant bij besluit van 4 juni 2007, gehandhaafd bij besluit van 30 oktober 2007, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007, de eerder vastgestelde eigen bijdrage voor het verblijf van betrokkene in het Sint Elisabeth verpleeghuis in Amersfoort is herzien.
4.7.2. Voor de vraag of daardoor de rechtszekerheid is geschonden is van belang of betrokkene respectievelijk appellant wist, of er rekening mee had moeten houden, dat de bij besluit van 25 januari 2007 vastgestelde eigen bijdrage met ingang van 1 januari 2007 nog zou worden herzien.
4.7.3. Appellant heeft ter zitting erkend dat hij wist dat de eigen bijdrage dient te worden vastgesteld op basis van het verzamelinkomen van betrokkene. Tevens wist hij dat bij het besluit van 25 januari 2007 niet het verzamelinkomen, maar het belastbaar inkomen als grondslag voor de vaststelling van de eigen bijdrage was gehanteerd. Dit heeft geresulteerd in een verlaging van de eigen bijdrage per 1 januari 2007 van € 646,15 per maand naar € 290,72 per maand. Omdat dit alles bij appellant vragen opriep, heeft hij telefonisch contact opgenomen met Delta Lloyd en zijn verbazing over het besluit geuit. Vervolgens is bij besluit van 4 juni 2007 de eigen bijdrage vastgesteld op basis van het verzamelinkomen van betrokkene. De Raad is van oordeel dat appellant, gelet op deze feiten en omstandigheden, er rekening mee had moeten houden dat de eigen bijdrage per 1 januari 2007 na het besluit van 25 januari 2007 nog zou worden herzien. Het feit dat op dit besluit niet is vermeld dat het een voorlopige vaststelling betreft, is in beginsel een factor die van belang is bij de vraag of een verzekerde rekening moet houden met een herziening van de eigen bijdrage met terugwerkende kracht. In dit geval kan dit echter niet tot het door appellant gewenste resultaat leiden, omdat hij er op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden al rekening mee had moeten houden dat het besluit van 25 januari 2007 zou worden herzien. Dit neemt niet weg dat het aanbeveling verdient om in een besluit, waarin de eigen bijdrage nog niet definitief is vastgesteld omdat het zorgkantoor nog niet de beschikking heeft over de gegevens van de belastingdienst over het verzamelinkomen, expliciet te vermelden dat het een voorlopige vaststelling betreft. Anders dan appellant leest de Raad in het Bijdragebesluit zorg geen verplichting voor een dergelijke vermelding.
4.8. In hetgeen is overwogen onder 4.7.3 ziet de Raad aanleiding om te bepalen dat de de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het besluit op bezwaar van 30 oktober 2007;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
Bepaalt dat Delta Lloyd aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 146,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en H.C.P. Venema als leden, in tegenwoordigheid van J. Waasdorp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 april 2010.
(get.) R.M. van Male.
(get.) J. Waasdorp.
BvW