ECLI:NL:CRVB:2010:BM3534
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- C. van Viegen
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van WW-dagloonberekening na herrekeningen en niet opgenomen vakantie-uren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek om herziening van de WW-dagloonberekening. Appellant, die een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) ontving, had het Uwv verzocht om zijn dagloon te herzien op basis van niet opgenomen vakantie-uren en nabetalingen als gevolg van herrekeningen van zijn loon. Het Uwv had eerder, op 14 juli 2006, een uitkering toegekend, berekend naar een dagloon van € 82,05. Na het verzoek om herziening, dat was ingediend met salarisstroken, heeft het Uwv het verzoek afgewezen, wat door de rechtbank Almelo werd bevestigd.
De Raad heeft vastgesteld dat de referteperiode voor de berekening van het dagloon liep van 1 juni 2005 tot en met 31 mei 2006. De Raad oordeelde dat de loonbetalingen die in geding waren, na afloop van deze referteperiode waren verricht en dat deze betalingen niet als vorderbaar loon konden worden beschouwd. Appellant had aangevoerd dat hij zijn werkgever had verzocht om uitbetaling van de niet opgenomen vakantie-uren, maar de Raad oordeelde dat dit loon niet in de referteperiode vorderbaar was geworden. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het Uwv het WW-dagloon op juiste wijze had berekend.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en het hoger beroep van appellant werd afgewezen. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met R.C. Schoemaker als voorzitter, en de leden C. van Viegen en J.F. Bandringa, in aanwezigheid van griffier R.L.G. Boot.