ECLI:NL:CRVB:2010:BM3482

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-5870 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om woonkostentoeslag op basis van voorliggende voorzieningen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om woonkostentoeslag door appellante. Appellante had op 30 mei 2007 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand, waaronder een woonkostentoeslag. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen heeft deze aanvraag op 21 juni 2007 afgewezen, met de motivatie dat de huurtoeslag, die appellante ontving, als een voorliggende voorziening werd beschouwd. Dit besluit werd in bezwaar gehandhaafd, waarbij het College stelde dat de huurtoeslag toereikend en passend was voor appellante, en dat er geen zeer dringende redenen waren om van deze regel af te wijken.

De rechtbank Arnhem verklaarde het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De Raad oordeelde dat de huurtoeslag inderdaad als een voorliggende voorziening kan worden aangemerkt, en dat appellante, ondanks haar gestelde schulden en psychische problemen, niet kon aantonen dat er zeer dringende redenen waren om bijstand te verlenen. De Raad benadrukte dat er sprake moet zijn van een acute noodsituatie die niet op een andere manier kan worden verholpen.

Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaarde de aanvraag om woonkostentoeslag terecht afgewezen. De Raad zag geen aanleiding om de proceskosten te veroordelen, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 april 2010.

Uitspraak

08/5870 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 19 augustus 2008, 08/115 en 08/836 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen (hierna: College)
Datum uitspraak: 27 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S.T. Dieters, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2010. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. B. van Dijk, kantoorgenoot van mr. Dieters. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door J.M.M. Geurts, werkzaam bij de gemeente Wijchen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Op 30 mei 2007 heeft appellante een aanvraag gedaan om bijzondere bijstand, waaronder een woonkostentoeslag.
1.2. Bij besluit van 21 juni 2007, voor zover van belang, heeft het College deze aanvraag afgewezen.
1.3. Bij besluit van 27 november 2007, voor zover van belang, en nadien gewijzigd bij besluit van 29 januari 2008, heeft het College in bezwaar gehandhaafd zijn besluit van 21 juni 2007 tot afwijzing van de aangevraagde woonkostentoeslag. Daaraan heeft het College de overweging ten grondslag gelegd dat de huurtoeslag, overeenkomstig de Wet op de huurtoeslag met betrekking tot de voorziening in de woonkosten moet worden beschouwd als een aan de WWB voorliggende, passende en toereikend te achten voorziening. Voorts is niet gebleken van dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB).
2. Bij de aangevallen uitspraak, voor zover van belang, heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 27 november 2007, zoals nadien gewijzigd, ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 15, eerste lid, eerste volzin, van de WWB bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.
4.2. Naar het oordeel van de Raad is de huurtoeslag aan te merken als een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor appellante toereikend en passend te zijn. Aangezien appellante vanaf mei 2007 huurtoeslag ontving, stond artikel 15, eerste lid, van de WWB dan ook in beginsel aan het verlenen van bijstand in de weg. Dat appellante schulden heeft, hetgeen de Raad in het midden laat omdat de gestelde schulden niet met objectieve gegevens aannemelijk zijn gemaakt, maakt dit niet anders. Het bestaan van schulden laat immers onverlet dat appellante over de betreffende periode over de huurtoeslag kon beschikken.
4.3. Artikel 16, eerste lid, van de WWB biedt de mogelijkheid om, in afwijking van artikel 15, eerste lid, eerste volzin, van de WWB, niettemin bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Blijkens de memorie van toelichting dient in een dergelijk geval vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is.
4.4. De Raad ziet in hetgeen door appellante ten aanzien van de gestelde schulden en haar psychische en sociale situatie is aangevoerd geen zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WWB.
4.5. Uit het vorenstaande volgt dat de aanvraag om woonkostentoeslag terecht is afgewezen. De aangevallen uitspraak komt dan ook, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en A.B.J. van der Ham en N.M. van Waterschoot als leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 april 2010.
(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.
(get.) J.M. Tason Avila.
SG