ECLI:NL:CRVB:2010:BM2547
Centrale Raad van Beroep
- Herziening
- R.C. Schoemaker
- C. van Viegen
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake uitkeringen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2010 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 29 november 2007. Verzoeker, woonachtig in België, had in zijn brieven van 13 en 22 februari 2008 geklaagd over partijdigheid en machtsmisbruik door de Raad, en had tevens inhoudelijk de juistheid van de eerdere uitspraak betwist. De Raad heeft deze brieven aangemerkt als een verzoek om herziening. De Raadskamer van de Pensioen- en Uitkeringsraad heeft op 7 oktober 2008 laten weten geen reden te zien voor herziening. Tijdens de zitting op 15 maart 2010 heeft verzoeker zijn standpunten toegelicht, vergezeld door zijn echtgenote, terwijl de Raadskamer werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel.
De Raad heeft overwogen dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening enkel kan worden ingeroepen op basis van nieuwe feiten of omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die aanleiding geven tot herziening. De Raad heeft ook benadrukt dat de bestuursrechter niet verplicht is om op alle door partijen aangevoerde argumenten afzonderlijk in te gaan, zoals blijkt uit de relevante artikelen van de Awb.
Uiteindelijk heeft de Raad het verzoek om herziening afgewezen, zonder aanleiding te zien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.