ECLI:NL:CRVB:2010:BM2100

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-5358 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van te weinig gewerkte uren bij salarisbetaling van politieambtenaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant, werkzaam als medewerker basispolitiezorg bij de politieregio Rotterdam-Rijnmond, tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had een PIZ-cursus (Pensioen in Zicht) gevolgd, die in eigen tijd diende te worden gevolgd. De korpsbeheerder had de deelname aan deze cursus ten onrechte als cursus en niet als vakantie geregistreerd, wat resulteerde in een verrekening van 40 uren te weinig gewerkte uren bij de salarisbetaling. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit van de korpsbeheerder ongegrond verklaard, omdat de appellant op de hoogte was dat de cursus in eigen tijd diende te worden gevolgd en dat de uren voor eigen rekening kwamen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de appellant verantwoordelijk is voor de correcte opgave van de gegevens in het Planning en Control Systeem (PCS). De Raad stelt vast dat de appellant in maart 2006 had doorgegeven dat hij de PIZ-cursus zou volgen, waarna deze dagen als cursus in het PCS zijn ingevoerd. De Raad oordeelt dat de korpsbeheerder geen verwijt treft voor de foutieve registratie, aangezien de appellant niet heeft aangegeven dat hij verlof opnam voor de cursus. De Raad wijst ook het beroep van de appellant op het gelijkheidsbeginsel af, omdat uit de overgelegde urenverantwoording van een collega blijkt dat deze cursus correct als vakantie was geregistreerd.

De Raad concludeert dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak, met verbetering van de motivering. Er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

08/5358 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 juli 2008, 07/756 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Korpsbeheerder van de politieregio Rotterdam-Rijnmond (hierna: korpsbeheerder)
Datum uitspraak: 1 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De korpsbeheerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2010. Appellant is verschenen. De korpsbeheerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W. Tanasale en mr. R. Konijnendijk, beiden werkzaam bij de politieregio Rotterdam-Rijnmond (hierna: politieregio). Op verzoek van appellant is ter zitting verschenen en als getuige gehoord [getuige], wonende te [woonplaats], wijkteamchef in dienst van de politieregio.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant was werkzaam als medewerker basispolitiezorg bij de politieregio. Met ingang van 1 november 2006 is aan appellant, voorafgaand aan zijn ontslag bij pensionering, verlof verleend op grond van de Tijdelijke Ouderenregeling (hierna: TOR).
1.2. Appellant was bij brief van 2 februari 2006 aangeboden om de cursus ‘Een Nieuwe Toekomst/Pensioen in Zicht’ (hierna: PIZ-cursus) te volgen, waarbij is vermeld dat die cursus in eigen tijd wordt gevolgd. In maart 2006 heeft appellant aan de afdeling Planning en Control (hierna: afdeling p&c) doorgegeven dat hij van 3 juli tot en met 7 juli 2006 de PIZ-cursus zal volgen; vervolgens is die cursus als cursus in het Planning en Control Systeem (hierna: PCS) geregistreerd.
1.3. In juni 2006 heeft de afdeling Personeel en Organisatie de laatste werkdag van appellant, aan de hand van het tegoed aan verlofuren en terugrekenend vanaf 1 november 2006, vastgesteld op 20 juli 2006.
Op 20 juli 2006 heeft appellant zijn urenverantwoording in het PCS geaccordeerd, waaraan zijn leidinggevende zijn fiat heeft gegeven.
1.4. Bij brief van 26 september 2006 heeft de korpsbeheerder aan appellant bericht dat hij de deelname aan de PIZ-cursus ten onrechte als cursus en niet als vakantie heeft verantwoord in het PCS, met als gevolg dat hij in totaal 40 uren te weinig is ingeroosterd. Daarbij is meegedeeld dat de te weinig gewerkte uren zullen worden verrekend bij de salarisbetaling van oktober 2006. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 16 januari 2007 (hierna: bestreden besluit) is het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de PIZ-cursus op grond van de van toepassing zijnde regelingen in eigen tijd diende te worden gevolgd. Gezien de brief van 2 februari 2006 wist of behoorde appellant te weten dat de uren die gemoeid waren met het volgen van de PIZ-cursus voor eigen rekening kwamen en kwam aan de korpsbeheerder de bevoegdheid toe om te verrekenen. De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat het beroep van appellant op het gelijkheidsbeginsel in beroep niet kan worden beoordeeld, omdat appellant in bezwaar geen beroep heeft gedaan op het gelijkheidsbeginsel en een beroep op het gelijkheidsbeginsel naar zijn aard meebrengt dat het in de bestuurlijke fase moet worden ingebracht. In een overweging ten overvloede heeft de rechtbank overigens wel geoordeeld dat het beroep van appellant op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.
3.1. In artikel 26, tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (hierna: Barp) is bepaald dat indien op de dag van zijn ontslag blijkt dat de ambtenaar teveel vakantie heeft genoten, hij voor ieder uur teveel genoten vakantie een bedrag schuldig is ten bedrage van het salaris per uur.
3.2. Tussen partijen is niet in geschil dat appellant de PIZ-cursus op grond van de geldende regelingen in de eigen tijd had moeten volgen en dat die cursus als vakantie in het PCS had moeten worden geregistreerd. De Raad acht artikel 26, tweede lid, van het Barp van toepassing op de als gevolg daarvan teveel genoten vakantie van appellant.
3.3. Appellant meent dat de foutieve registratie hem niet kan worden verweten, omdat de laatste werkdag in overeenstemming met zijn leidinggevende tot stand is gekomen en dat deze afspraak nagekomen dient te worden.
3.4. De Raad stelt vast dat het appellant is geweest die in maart 2006 aan de afdeling p&c heeft doorgegeven dat hij van 3 tot en met 7 juli 2006 de PIZ-cursus zou volgen, waarna die dagen door de afdeling p&c als cursus, oftewel diensttijd, in het PCS zijn ingevoerd. Deze opgaaf van appellant is dus de oorzaak geweest van de opgetreden foutieve vermelding in het PCS. Dit heeft er verder toe geleid dat 40 uren teveel verlof aan de berekening van de laatste werkdag ten grondslag zijn gelegd en er voor appellant 40 uren te weinig zijn ingeroosterd.
Anders dan appellant heeft betoogd, is de Raad van oordeel dat de korpsbeheerder hierin geen verwijt treft. Appellant was immers in de brief van 2 februari 2006 geïnformeerd over het volgen van de cursus in de eigen tijd en zodoende lag het op zijn weg om bij de opgaaf aan de afdeling p&c te vermelden dat hij verlof opnam ten behoeve van de te volgen cursus. Nu appellant dat heeft nagelaten, kan naar het oordeel van de Raad niet worden gezegd dat de korpsbeheerder het rechtszekerheidsbeginsel zou hebben geschonden.
Dat de afdeling p&c had moeten weten dat de PIZ-cursus als verlof diende te worden geregistreerd, volgt de Raad niet. De Raad acht appellant verantwoordelijk voor correcte opgaaf van de gegevens die in het PCS moeten worden geregistreerd. Dat appellant op zijn laatste werkdag de onjuiste urenverantwoording in het PCS niet heeft laten corrigeren omdat hij niet meer wist dat de cursus in eigen tijd gevolgd moest worden, dient voor zijn rekening te blijven. Evenmin kan het feit dat zijn leidinggevende aan de urenverantwoor-ding van appellant zijn fiat heeft gegeven, daaraan afdoen, waarbij mede bedacht dient te worden dat het PCS niet vermeldt welke cursus precies is gevolgd.
3.5. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank miskend dat het appellant volgens vaste rechtspraak (CRvB 7 september 2004, LJN AR2302) vrij staat in beroep beroepsgronden aan te voeren, die in bezwaar niet naar voren zijn gebracht. Dat is slechts anders als de eerst in beroep aangevoerde gronden zien op een door appellant niet in bezwaar aangevochten (onderdeel van een) besluit. Bij het aanvoeren van beroepsgronden na de bezwaarfase is uit een oogpunt van een goede procesorde wel vereist dat het bestuursorgaan in de gelegenheid wordt gesteld om erop te reageren. De korpsbeheerder is daartoe door de rechtbank in de gelegenheid gesteld en hij heeft daarvan gebruik gemaakt.
3.6. Het beroep van appellant op het gelijkheidsbeginsel kan niet slagen. Volgens appellant zijn aan een collega de verlofuren in verband met de PIZ-cursus kwijtgescholden. Uit de overgelegde urenverantwoording van die collega blijkt echter dat de PIZ-cursus correct als vakantie is geregistreerd.
4. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet, zij het met verbetering van de motivering, worden bevestigd.
5. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en M.C. Bruning en A.A.M. Mollee als leden, in tegenwoordigheid van M. Lammerse als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 april 2010.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) M. Lammerse.
HD