ECLI:NL:CRVB:2010:BM1985
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- H.J. de Mooij
- F.A.M. Stroink
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op kinderbijslag voor een dochter in het kader van de Algemene Kinderbijslagwet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in beroep ging tegen een beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over het recht op kinderbijslag voor zijn dochter S. De Svb had vastgesteld dat appellant geen recht had op kinderbijslag voor het vierde kwartaal van 2004 tot en met het eerste kwartaal van 2006, omdat S. niet voldeed aan de klokureneis van 213 uur per kwartaal en niet woonachtig was op het door appellant opgegeven adres. De rechtbank Amsterdam had deze beslissing in stand gelaten, maar appellant was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat de Svb een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de situatie van S. en dat de bevindingen van de Svb klopten. Echter, de Raad merkte op dat S. op de peildatum van het vierde kwartaal van 2004 15 jaar oud was en dat de Svb ten onrechte niet had beoordeeld of S. tot het huishouden van appellant behoorde. Volgens de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) heeft een verzekerde recht op kinderbijslag voor een eigen kind dat jonger is dan zestien jaar en dat tot zijn huishouden behoort. De Raad heeft daarom het bestreden besluit van de Svb vernietigd voor het vierde kwartaal van 2004 en de Svb opgedragen om een nieuw besluit te nemen.
De Raad heeft ook de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 644,– bedragen, en heeft bepaald dat de Svb het griffierecht van appellant vergoedt. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de omstandigheden van de betrokken kinderen in het kader van het recht op kinderbijslag.