ECLI:NL:CRVB:2010:BM1727
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- P. Boer
- Rechtspraak.nl
Fiscale schade door aanspreken stamrecht en schadevergoeding bij vertraagde betaling van uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 14 januari 2009 geoordeeld dat het Uwv onvoldoende onderzoek had verricht naar de noodzaak voor appellant om zijn stamrecht aan te spreken, wat leidde tot fiscale schade. Het Uwv had eerder besloten dat de WW-uitkering van betrokkene niet tot betaling zou komen over een bepaalde periode en had een verzoek om schadevergoeding afgewezen.
In hoger beroep stelde het Uwv dat de vertraging in de betaling van de uitkering een feitelijk handelen betreft en dat schade als gevolg van feitelijk handelen in het bestuursrecht niet voor vergoeding in aanmerking komt. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat, hoewel de rechtbank de schadevergoeding had afgewezen, het Uwv de wettelijke rente had vergoed en dat er geen plaats is voor een zelfstandige vergoeding van materiële schade die voortvloeit uit de vertraagde betaling.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van het Uwv doel trof en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank diende te worden vernietigd. De Centrale Raad van Beroep verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de eerdere beslissing van het Uwv in stand blijft. De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en P. Boer als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 1 april 2010.