ECLI:NL:CRVB:2010:BM1719
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- P. Boer
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van de rechtbank Maastricht en terugwijzing naar de rechtbank in een WW-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen appellant en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had een tijdelijk dienstverband dat tussentijds was herzien, en hij diende op 27 juni 2008 een aanvraag in voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Het Uwv heeft in een brief van 10 juli 2008 laten weten nog geen beslissing te nemen op de aanvraag, in afwachting van een procedure tegen de voormalige werkgever van appellant. Appellant maakte bezwaar tegen deze brief, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 9 december 2008.
De rechtbank Maastricht verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond, maar verklaarde appellant niet-ontvankelijk in zijn bezwaar tegen de brief van 10 juli 2008. De rechtbank oordeelde dat deze brief enkel informatief was en geen rechtsgevolgen met zich meebracht. Appellant ging in hoger beroep en stelde dat de brief van 10 juli 2008 wel degelijk een weigering om een besluit te nemen inhield, wat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gelijkgesteld moet worden met een besluit.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de brief van 10 juli 2008 inderdaad gericht was op rechtsgevolg en dus een besluit in de zin van de Awb was. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank Maastricht voor een inhoudelijke behandeling. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 644,-- aan kosten van rechtsbijstand. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door het Uwv en de rechtsbescherming van de aanvrager van een WW-uitkering.