ECLI:NL:CRVB:2010:BM1586

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4349 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking WAO-uitkering en juiste uitlooptermijn

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. Appellant, die in Marokko woont, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn WAO-uitkering door het Uwv, die op 30 juli 2008 bekend werd gemaakt. Het Uwv had het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit van 6 januari 2003 gegrond verklaard en de datum van intrekking vastgesteld op 21 februari 2004. De rechtbank oordeelde dat het Uwv op juiste wijze uitvoering had gegeven aan de eerdere uitspraak van de Raad van 3 juli 2008, waarin een eerdere intrekking van de WAO-uitkering werd vernietigd vanwege een onjuiste uitlooptermijn.

In hoger beroep heeft appellant de medische grondslag van het besluit van het Uwv ter discussie gesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft om arbeid te verrichten. Het Uwv steunde het oordeel van de rechtbank en stelde dat de medische informatie geen aanleiding gaf om aan de eerdere besluiten te twijfelen. De Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellant geen nieuwe medische gegevens heeft ingebracht die zijn stelling onderbouwen dat zijn medische toestand op 21 februari 2004 anders was dan op 10 juli 2003.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de intrekking van de WAO-uitkering met ingang van 21 februari 2004 terecht was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 16 april 2010.

Uitspraak

09/4349 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 juni 2009, 08/2624 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 16 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.A.N.H. Verkoeijen, advocaat te Blerick, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft verweer gevoerd.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. Het beroep is gericht tegen het ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) op 30 juli 2008 door het Uwv bekend gemaakte besluit. Hierbij heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen zijn besluit van 6 januari 2003 gegrond verklaard en de datum van intrekking van de WAO-uitkering vastgesteld op 21 februari 2004.
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv met het besluit van 30 juli 2008 op een juiste wijze uitvoering gegeven aan de eerder tussen partijen gegeven uitspraak van de Raad van 3 juli 2008, 05/1245.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep de medische grondslag van het besluit van 30 juli 2008 ter discussie gesteld en herhaald dat hij geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft om arbeid te verrichten.
3.2. Het Uwv heeft zich achter het oordeel van de rechtbank geschaard.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Met zijn uitspraak van 3 juli 2008 vernietigde de Raad een besluit van het Uwv van 11 september 2003, waarbij de intrekking van de WAO-uitkering van appellant met ingang van 10 juli 2003 werd gehandhaafd. Naar het oordeel van de Raad nam het Uwv niet de juiste uitlooptermijn in acht. In zijn uitspraak heeft de Raad overwogen dat de voorhanden medische informatie hem niet doet twijfelen aan de juistheid van de door de bezwaarverzekeringsarts beschreven beperkingen van appellant. Hij heeft verder overwogen dat een intrekking van de WAO-uitkering van appellant met ingang van zes maanden na 21 augustus 2003, dat wil zeggen met ingang van 21 februari 2004, op basis van de gegevens, die toen aan de Raad bekend waren, geen bezwaar zal ontmoeten.
4.2. Appellant heeft in beroep en hoger beroep geen enkel medisch gegeven ingebracht. Dat betekent dat een onderbouwing ontbreekt voor zijn stelling dat zijn medische toestand op 21 februari 2004 afweek van de door de Raad beoordeelde toestand op
10 juli 2003. Naar het oordeel van de Raad moet appellant dus ook op 21 februari 2004 medisch gezien in staat worden geacht om de voor hem geselecteerde functies uit te oefenen.
4.3. Het hoger beroep van appellant treft geen doel en de Raad zal de aangevallen uitspraak bevestigen.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en D.J. van der Vos en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) D.E.P.M. Bary.
TM