ECLI:NL:CRVB:2010:BM1558
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De intrekking vond plaats op 6 augustus 2007, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante minder dan 15% zou zijn. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen aanknopingspunten waren in de medische gegevens voor het aannemen van meer beperkingen dan die in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) waren opgenomen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, maar handhaafde de rechtsgevolgen van het besluit van het Uwv.
In hoger beroep herhaalt appellante haar stellingen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd en dat haar beperkingen zijn onderschat. De Raad van Beroep oordeelt echter dat het onderzoek door bezwaarverzekeringsarts P. Momberg zorgvuldig is geweest. Momberg heeft alle klachten van appellante in overweging genomen en heeft voldoende gemotiveerd dat de in de FML opgenomen beperkingen geen urenbeperking vereisen. De Raad concludeert dat de belasting in de functies van transportplanner, boekhouder en medewerker personeelszaken de belastbaarheid van appellante niet overschrijdt, wat leidt tot een arbeidsongeschiktheid van minder dan 15%.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 16 april 2010 door M. Greebe, in tegenwoordigheid van griffier R.L. Rijnen.