ECLI:NL:CRVB:2010:BM1534

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-1548 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van wettelijke rente en proceskosten in hoger beroep tegen Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de vergoeding van wettelijke rente over een na te betalen uitkering en de proceskostenveroordeling. Appellant had eerder een beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Almelo van 4 februari 2009. Na een nieuwe beslissing op bezwaar door het Uwv op 20 januari 2010, heeft appellant op 16 februari 2010 het hoger beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van proceskosten en wettelijke rente. Het Uwv stemde in met deze vergoeding, waarna de Raad besloot het onderzoek ter zitting achterwege te laten.

De Raad overweegt dat op basis van artikel 8:73a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot schadevergoeding indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. Dit geldt ook voor de proceskosten op basis van artikel 8:75a van de Awb. De Raad concludeert dat het Uwv met de nieuwe beslissing volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen. Tevens wordt opgemerkt dat appellant zich kan wenden tot het Uwv voor vergoeding van griffierechten.

In de beslissing heeft de Raad het verzoek van appellant om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering toegewezen. De Raad heeft ook de proceskosten vastgesteld op € 966,-, te betalen aan de griffier van de Raad, en heeft de wijze van rente berekening verwezen naar een eerdere uitspraak van 1 november 1995. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

09/1548 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 4 februari 2009, 08/412 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 16 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. drs. M.B. Kramer, advocaat te Enschede, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 20 januari 2010 nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 16 februari 2010 heeft mr. Kramer namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de vergoeding van de proceskosten en de wettelijke rente.
Het Uwv heeft bij brief van 2 maart 2010 de Raad bericht in te stemmen met vergoeding van proceskosten en wettelijke rente.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het Uwv met het nieuwe besluit van 20 januari 2010 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad wijst het verzoek van appellant toe om het Uwv te veroordelen in de vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Wat betreft de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 1 november 1995, LJN ZB1495.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met deze procedure redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 644,- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en op € 322,- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
De Raad merkt verder op dat uit artikel 22, vijfde lid, van de Beroepswet volgt dat appellante zich met een verzoek om vergoeding van het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht tot het Uwv kan wenden.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente zoals in rubriek II van deze uitspraak is aangegeven;
Veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 966,- te betalen aan de griffier van de Raad.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2010.
(get.) J. Brand.
(get.) A.L. de Gier.
GdJ