ECLI:NL:CRVB:2010:BM1532
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAJONG-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid onder de 25%
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Arnhem. Appellant had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze aanvraag omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 25% zou zijn. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant, geboren op 30 december 1960, op 3 maart 2008 een aanvraag voor de Wajong-uitkering indiende, waarbij hij stelde dat hij al voor zijn zeventiende arbeidsongeschikt was. Het Uwv handhaafde zijn besluit om de uitkering te weigeren, en de rechtbank onderschreef dit besluit. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het Uwv zijn klachten onvoldoende heeft onderkend.
De Raad heeft de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit beoordeeld. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant beperkt is in zijn belastbaarheid door een verstandelijke handicap, maar dat hij in staat is tot eenvoudige, goed gestructureerde werkzaamheden. De bezwaarverzekeringsarts heeft echter aanvullende beperkingen vastgesteld, maar de Raad vond geen reden om de eerdere conclusies van het Uwv te betwisten. De Raad oordeelde dat het Uwv in hoger beroep de arbeidskundige grondslag van het besluit deels had gewijzigd, maar dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand konden blijven.
De uitspraak van de Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, maar laat de rechtsgevolgen van het Uwv-besluit intact. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De Raad heeft bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht aan appellant vergoedt.