ECLI:NL:CRVB:2010:BM1233
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, die een herziening van zijn WAO-uitkering aanvecht. Appellant, die sinds 21 juli 1997 een uitkering ontvangt wegens arbeidsongeschiktheid, kreeg op 12 december 2007 te horen dat zijn uitkering per 7 februari 2008 zou worden herzien, omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid was afgenomen van 80-100% naar 15-25%. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv. De rechtbank Groningen heeft het beroep van appellant op 6 februari 2009 eveneens ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 24 maart 2010 is appellant verschenen, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.M. Mok. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. C. van den Berg. De Raad heeft de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit beoordeeld. De Raad concludeert dat er geen reden is om de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen te betwisten. De rapportages van bezwaararbeidsdeskundige L.H.L. Stiekema zijn in combinatie met de functiebelasting voldoende gemotiveerd. De Raad is van oordeel dat de beoordeling van de functionele mogelijkheden van appellant op goede gronden berust.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 april 2010.