ECLI:NL:CRVB:2010:BM1230
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering recht op WIA-uitkering op basis van onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 5 december 2007 besloten om appellant, die als heftruckchauffeur werkte, het recht op WIA-uitkering per 30 oktober 2007 te weigeren, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% zou bedragen. Appellant, die in november 2005 arbeidsongeschikt raakte door psychische klachten, stelde dat zijn medische beperkingen niet correct waren ingeschat.
Tijdens de zitting op 24 maart 2010, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.J. van der Meulen, werd de zaak besproken. De bezwaarverzekeringsarts had een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waarin rekening werd gehouden met de psychische klachten van appellant. De bezwaarverzekeringsarts was het grotendeels eens met de verzekeringsarts, maar had de FML iets aangescherpt vanwege zelfoverschatting door appellant. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de bezwaarverzekeringsgeneeskundige haar oordeel voldoende had onderbouwd en dat de informatie uit het behandelplan van appellant niet voldoende was om te twijfelen aan de FML.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 14 april 2010.