ECLI:NL:CRVB:2010:BM1230

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-1757 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering recht op WIA-uitkering op basis van onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 5 december 2007 besloten om appellant, die als heftruckchauffeur werkte, het recht op WIA-uitkering per 30 oktober 2007 te weigeren, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% zou bedragen. Appellant, die in november 2005 arbeidsongeschikt raakte door psychische klachten, stelde dat zijn medische beperkingen niet correct waren ingeschat.

Tijdens de zitting op 24 maart 2010, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.J. van der Meulen, werd de zaak besproken. De bezwaarverzekeringsarts had een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waarin rekening werd gehouden met de psychische klachten van appellant. De bezwaarverzekeringsarts was het grotendeels eens met de verzekeringsarts, maar had de FML iets aangescherpt vanwege zelfoverschatting door appellant. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de bezwaarverzekeringsgeneeskundige haar oordeel voldoende had onderbouwd en dat de informatie uit het behandelplan van appellant niet voldoende was om te twijfelen aan de FML.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 14 april 2010.

Uitspraak

09/1757 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 17 maart 2009, 07/5481 (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 14 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant stelde mr. P.J. van der Meulen, advocaat te Tilburg, hoger beroep in en bracht nader medische informatie in het geding.
Het Uwv voerde verweer en zond een reactie van de bezwaarverzekeringsarts in.
De zitting vond plaats op 24 maart 2010. Appellant verscheen met de bijstand van mr. Van der Meulen. Namens het Uwv verscheen mr. A.E.G. de Jong.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Het inleidende beroep richt zich tegen het besluit van 5 december 2007 dat het Uwv ter uitvoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) nam. Met dat besluit handhaaft het Uwv ondanks het bezwaar van appellant zijn besluit van 31 augustus 2007, waarbij hij appellant het recht op WIA-uitkering per 30 oktober 2007 weigerde. De reden voor die weigering is dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedraagt.
2. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding van appellant af.
3.1. Appellant werkte laatstelijk als heftruckchauffeur. Voor dat werk werd hij in november 2005 arbeidsongeschikt door psychische klachten.
3.3. Partijen zijn het er over eens dat appellant zijn werk als heftruckchauffeur niet meer kan verrichten en ook de Raad gaat daar van uit.
3.4. Appellant beschikt over een indicatie voor WSW-werk.
3.5. De verzekeringsarts onderzocht appellant op zijn spreekuur. Hij stelde een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), waarin hij rekening hield met een persoonlijkheidsstoornis, depressieve episode (grotendeels in remissie), middelenmisbruik (grotendeels in remissie) en een lichte vorm van huidziekte. De behandelend psychotherapeut bevestigt het bestaan en de stand van die aandoeningen in een brief van 28 maart 2006. De bezwaarverzekeringsarts is het grotendeels eens met de verzekeringsarts, maar scherpt de FML iets aan vanwege de zelfoverschatting door appellant.
3.6. Aan de hand van de aangepaste FML liet de bezwaararbeidsdeskundige enkele als geschikt geselecteerde functies vervallen. Er resteren zodoende zes functies waarvan de belasting de grenzen van de aangepaste FML niet overschrijdt.
4. In hoger beroep herhaalt appellant als beroepsgrond dat zijn medische beperkingen in de FML zijn onderschat. Voor die stelling beroept hij zich op een door hem overgelegd behandelplan van 28 april 2009 en eind 2008 uitgevoerd onderzoek naar in- en doorslaapstoornissen.
5.1. De Raad onderschrijft de aangevallen uitspraak.
5.2.1. De bezwaarverzekeringsgeneeskundige onderbouwde haar oordeel inzichtelijk en consistent en baseerde zich op het onderzoek door de verzekeringsarts en de informatie van de behandelend psychotherapeut.
5.2.2. De informatie uit het behandelplan sluit aan bij de al bekende gegevens. Een slaapaandoening bleek niet te objectiveren. Deze informatie is onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van de door de bezwaarverzekeringsarts aangescherpte FML.
5.2.3. De enkele omstandigheid dat appellant is geïndiceerd voor werkzaamheden in WSW-verband is onvoldoende voor twijfel aan de juistheid van de FML.
5.3. De bezwaararbeidsdeskundige heeft de geschiktheid van de functies voldoende toegelicht.
6. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal de Raad bevestigen.
7. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2010.
(get.) R.C. Stam.
(get.) M.D.F. de Moor.
JL