ECLI:NL:CRVB:2010:BM1223

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-1555 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verlaging WAO-uitkering en medische beroepsgronden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 29 januari 2008 besloten om de WAO-uitkering van appellante te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%, met ingang van 30 maart 2008. Na bezwaar van appellante werd dit besluit op 28 mei 2008 aangepast, waarbij de arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 45 tot 55%. Appellante was het niet eens met deze besluiten en stelde dat bij de vaststelling van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) onvoldoende rekening was gehouden met haar vermoeidheidsklachten. Ze voerde aan dat de beschikbare medische informatie voldoende aanleiding biedt om aan te nemen dat zij als gevolg van ziekte niet in staat is om de geduide functies te vervullen.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 april 2010 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad oordeelde dat de rechtbank de medische beroepsgrond van appellante terecht had verworpen. De beschikbare medische gegevens bevestigen niet dat de beperkingen van appellante op de datum van herziening ernstiger waren dan in de FML zijn opgenomen. De Raad benadrukte dat de eigen beleving van appellante van haar klachten, volgens vaste rechtspraak, geen aanleiding kan vormen om verdergaande beperkingen aan te nemen. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van een uitzonderingsgeval waarin meerdere onafhankelijke medische deskundigen een eenduidige en gemotiveerde opvatting hadden dat appellante als gevolg van ziekte en gebrek niet in staat was om arbeid te verrichten. Het hoger beroep van appellante werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

09/1555 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 4 februari 2009, 08/1007 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 14 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.R. van der Veen, werkzaam bij Achmea rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2010. Appellante is met voorafgaand bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M. van Leeuwen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 29 januari 2008 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 30 maart 2008 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
1.2. Bij besluit van 28 mei 2008 is appellantes bezwaar tegen genoemd besluit gegrond verklaard en is de WAO-uitkering verlaagd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank kan zich blijkens de overwegingen van de aangevallen uitspraak verenigen met de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
3. In hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald dat bij de vaststelling van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) onvoldoende rekening is gehouden met haar vermoeidheidsklachten. Volgens appellante volgt uit de Richtlijn medisch arbeidsongeschiktheids criterium (MAOC) dat in geval van een moeilijk objectiveerbare aandoening het feit dat er geen lichamelijke of psychische oorzaken gemeten of aangetoond kunnen worden niet dat er daarom geen stoornissen, beperkingen of handicaps bestaan. Volgens appellante is het van belang of hun bestaan aannemelijk is te achten. De beschikbare medische informatie geeft volgens haar genoeg aanleiding voor de opvatting dat zij als gevolg van ziekte niet in staat is de geduide functies te vervullen.
4. De Raad overweegt als volgt.
5.1. De Raad kan zich volledig vinden in de verwerping van de medische beroepsgrond door de rechtbank. De in het dossier aanwezige medische gegevens bevestigen niet dat op 30 maart 2008 de beperkingen van appellante ernstiger waren dan in de FML zijn opgenomen. Haar eigen beleving van haar klachten kan, naar vaste rechtspraak, geen aanleiding vormen om verdergaande beperkingen aan te nemen.
5.2. Naar het oordeel van de Raad biedt de beschikbare medische informatie geen aanleiding voor het standpunt dat er hier sprake is van een uitzonderingsgeval waarbij door meerdere (onafhankelijke) medische deskundigen een vrijwel eenduidige, consistente en naar behoren gemotiveerde opvatting bestaat dat appellante als gevolg van ziekte en gebrek niet in staat is arbeid te verrichten.
5.3. Het hoger beroep slaagt niet.
5.4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2010.
(get.) R.C. Stam.
(get.) M.D.F. de Moor.
TM