ECLI:NL:CRVB:2010:BM1178

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/2927 WWB + 09/2928 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bijstandsaanvragen en niet-ontvankelijkheid van bezwaar

In deze zaak gaat het om meerdere aanvragen voor bijstandsuitkeringen door appellanten, die een zwervend bestaan leidden. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 april 2009, waarin het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de brief van 16 oktober 2006 geen bezwaarschrift was tegen het besluit van 26 september 2006, maar betrekking had op de vierde bijstandsaanvraag van appellanten van 28 september 2006.

De appellanten hadden in augustus en september 2006 verschillende bijstandsaanvragen ingediend bij het DWI-kantoor. De eerste aanvraag werd op 7 september 2006 buiten behandeling gelaten, de tweede aanvraag op 26 september 2006 en de derde aanvraag op 19 september 2006 werd afgewezen omdat de tweede aanvraag nog in behandeling was. De vierde aanvraag, ingediend op 28 september 2006, werd wel goedgekeurd, maar de aanvraag om bijstand voor de periode vóór deze datum werd afgewezen.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de argumenten van appellanten in hoger beroep niet tot een ander oordeel leiden. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de brief van 16 oktober 2006 niet kan worden aangemerkt als een bezwaarschrift tegen het besluit van 26 september 2006. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

09/2927 WWB
09/2928 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant 1] en [appellant 2], beiden wonende te Amsterdam (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 april 2009, 08/4015 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 22 maart 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. O.F.X. Roozemond, advocaat te Soest, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 22 februari 2010, waar partijen, zoals tevoren bericht, niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Aan de aangevallen uitspraak - waarin appellanten als eisers zijn aangeduid en het College als verweerder - ontleent de Raad de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden:
"Eisers leidden vanaf 25 augustus 2006 een zwervend bestaan. Zij hebben in augustus en september 2006 een aantal bijstandsaanvragen gedaan.
Eerste aanvraag 15 augustus 2006 – besluit 7 september 2006
Op 15 augustus 2006 hebben eisers een aanvraag gedaan bij DWI-kantoor [naam DWI-kantoor]. Bij besluit van 7 september 2006 wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten.
Tweede aanvraag 11 september 2006 – besluit 26 september 2006
Op 11 september 2006 volgt de tweede bijstandsaanvraag bij DWI-kantoor [naam DWI-kantoor]. Deze aanvraag is buiten behandeling gelaten bij besluit van
26 september 2006.
Derde aanvraag 12 september 2006 – besluit 19 september 2006
Op 12 september 2006 vragen eisers voor de derde maal bijstand aan, ditmaal bij
DWI-kantoor [naam DWI-kantoor B]. Deze aanvraag is bij besluit van 19 september 2006 afgewezen, omdat de tweede aanvraag nog liep.
Vierde aanvraag 28 september 2006 – besluit 25 oktober 2006
Op 28 september 2006 hebben eisers hun laatste aanvraag gedaan, wederom bij
DWI-kantoor [naam DWI-kantoor B]. Bij besluit van 25 oktober 2006 heeft verweerder aan eisers bijstand per 28 september 2006 toegekend. Verweerder heeft de aanvraag om bijstand voor een periode vóór 28 september 2006 afgewezen.
Eisers hebben op 10 oktober 2008 beroep ingesteld, omdat verweerder geen beslissing heeft genomen op het bezwaarschrift van eisers van 16 oktober 2006 gericht tegen het besluit (op de tweede aanvraag) van 26 september 2006.
Dit schrijven, gedateerd op 16 oktober 2006 en gericht aan het DWI-kantoor [naam DWI-kantoor B], luidt als volgt:
Betreft: Terugvordering bijstand
Geachte mevrouw [naam R.],
Op 16-10-2006 heb ik telefonisch contact met u gehad waarin we het hebben gehad over mijn aanvraag uitkering. Zoals we hebben besproken, wil ik bij deze het verzoek terugvordering bijstand vanaf 05 september 2006 indienen. Dit in verband met een overbruggingslening."
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft daartoe - kort gezegd - overwogen dat de brief van 16 oktober 2006 geen bezwaarschrift is gericht tegen het besluit van 26 september 2006, maar betrekking heeft op de vierde bijstandsaanvraag van appellanten van 28 september 2006.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Hetgeen appellanten tegen de aangevallen uitspraak hebben aangevoerd, heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan waartoe de rechtbank is gekomen. De Raad is met de rechtbank op de door deze aangegeven gronden, waarnaar hij verwijst en die hij onderschrijft, van oordeel dat de brief van 16 oktober 2006 geen bezwaarschrift is tegen het besluit van 26 september 2006 waarbij de tweede bijstandsaanvraag van appellanten, van 11 september 2006, buiten behandeling is gesteld.
4.2. Gelet op het voorgaande faalt het hoger beroep. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2010.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) C. de Blaeij.
TM