ECLI:NL:CRVB:2010:BM1178
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bijstandsaanvragen en niet-ontvankelijkheid van bezwaar
In deze zaak gaat het om meerdere aanvragen voor bijstandsuitkeringen door appellanten, die een zwervend bestaan leidden. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 april 2009, waarin het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de brief van 16 oktober 2006 geen bezwaarschrift was tegen het besluit van 26 september 2006, maar betrekking had op de vierde bijstandsaanvraag van appellanten van 28 september 2006.
De appellanten hadden in augustus en september 2006 verschillende bijstandsaanvragen ingediend bij het DWI-kantoor. De eerste aanvraag werd op 7 september 2006 buiten behandeling gelaten, de tweede aanvraag op 26 september 2006 en de derde aanvraag op 19 september 2006 werd afgewezen omdat de tweede aanvraag nog in behandeling was. De vierde aanvraag, ingediend op 28 september 2006, werd wel goedgekeurd, maar de aanvraag om bijstand voor de periode vóór deze datum werd afgewezen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de argumenten van appellanten in hoger beroep niet tot een ander oordeel leiden. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de brief van 16 oktober 2006 niet kan worden aangemerkt als een bezwaarschrift tegen het besluit van 26 september 2006. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.