ECLI:NL:CRVB:2010:BM0843

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4812 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van medische informatie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 augustus 2008, waarin het beroep van appellant tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. De besluiten betroffen de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die per 19 februari 2007 was aangepast van een arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35% naar 35 tot 45%. Appellant stelde dat hij beperkingen ondervond door tintelingen in de armen en psychische klachten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat deze claims waren gebaseerd op verouderde medische informatie. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en voegde hieraan toe dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die de stellingen van appellant konden onderbouwen. De Raad concludeerde dat de belasting in de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, de belastbaarheid van appellant niet te boven ging. Het hoger beroep werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

08/4812 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 augustus 2008, 08/819 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. de Jonge. Het Uwv was niet vertegenwoordigd.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen de besluiten van 19 februari 2008 en 6 mei 2008 ongegrond verklaard. Bij het besluit van 19 februari 2008 heeft het Uwv appellants WAO-uitkering, die laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%, per 19 februari 2007 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Bij het besluit van 6 mei 2008 heeft het Uwv de namens appellant in bezwaar verzochte kostenvergoeding verleend voor door de behandelend sector verstrekte medische inlichtingen, maar afgewezen voor wat betreft rapporten van het Instituut Psychosofia.
3. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van hetgeen hij reeds in beroep heeft aangevoerd. Evenals bij de rechtbank stelt appellant zich op het standpunt dat de medische grondslag van het besluit van 19 februari 2008 ontoereikend is. In het bijzonder is gesteld dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar, en (verdergaande) beperkingen hadden moeten worden aangenomen ten gevolge van, tintelingen in de armen, rugklachten en psychische klachten.
Volgens appellant dient een medisch deskundige te worden benoemd.
Daarnaast heeft appellant herhaald dat kosten gemoeid met het uitbrengen van rapporten door Instituut Psychosofia voor vergoeding in aanmerking komen.
4.1. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de grieven van appellant afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die grieven niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en maakt die tot de zijne. De Raad voegt hier aan toe dat appellant zijn standpunt dat sprake is van beperkingen ten gevolge van tintelingen in de armen en psychische klachten baseert op verouderde en achterhaalde medische informatie. Namens appellant zijn in hoger beroep geen medische gegevens overgelegd die zijn standpunt dat de rechtbank tot een onjuist oordeel is gekomen ten aanzien van de medische grondslag van het besluit van 19 februari 2008 onderbouwen of die aanleiding geven voor het benoemen van een deskundige.
4.2. Voorts is de Raad van oordeel dat door het Uwv afdoende is gemotiveerd dat de belasting in de aan de schatting ten grondslag liggende functies onder de sbc-codes 282101, 342022 en 111160 de belastbaarheid van appellant niet te boven gaat.
4.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand enC.G. Kasdorp als leden, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 april 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.E. van Rooij.
CVG