ECLI:NL:CRVB:2010:BM0522
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen toekenning vergoeding voor rechtsbijstand in beroep door incidentele rechtshulp
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand. Appellant, die samen met zijn echtgenote een uitkering ontving op basis van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank had de afwijzing van de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda om de kosten van juridische bijstand te vergoeden, bevestigd. De Commissie had de IOAW-uitkering van betrokkenen ingetrokken, omdat zij volgens de Commissie geen recht meer hadden op deze uitkering vanwege hun zelfstandigheid.
De Raad heeft vastgesteld dat de gemachtigde van appellant slechts incidenteel rechtshulp verleent, wat betekent dat er geen sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand zoals bedoeld in de relevante wetgeving. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten. De Raad bevestigde dat er geen aanleiding was voor een vergoeding van de proceskosten in hoger beroep, omdat de rechtshulpactiviteiten van de gemachtigde niet als beroepsmatig konden worden aangemerkt.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en benadrukt het belang van de definitie van beroepsmatige rechtsbijstand in het bestuursrecht. De Raad concludeert dat de afwijzing van de vergoeding voor rechtsbijstand terecht was, gezien de omstandigheden van de zaak en de aard van de verleende rechtshulp.