ECLI:NL:CRVB:2010:BM0388
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- C.P.M. van de Kerkhof
- B. Barentsen
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin haar aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. Appellante had zich per 7 september 1998 ziek gemeld vanwege psychische klachten en had in 2006 een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, met als eerste ziektedag 24 september 2004. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde de uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat er onvoldoende medisch objectiveerbare gegevens zijn om aan te nemen dat appellante meer of zwaardere medische beperkingen had op de relevante datum. De Raad oordeelde dat de door het Uwv geduide functies medisch geschikt waren voor appellante. Tijdens de zitting op 27 januari 2010 heeft appellante haar standpunten herhaald, maar de Raad vond geen aanleiding om de eerdere besluiten van het Uwv en de rechtbank te herzien.
De Raad concludeerde dat de rechtbank de medische onderzoeken niet onzorgvuldig had uitgevoerd en dat de aangenomen medische beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) niet onjuist waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante per 22 september 2006 in staat was om de geduide functies te vervullen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met H. Bolt als voorzitter.