ECLI:NL:CRVB:2010:BL9702
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- A.J. Schaap
- Rechtspraak.nl
Weigering van WUBO-uitkering op basis van onvoldoende bewijs van oorlogsgeweld
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1938 in het voormalige Nederlands-Indië, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat haar aanvraag voor een WUBO-uitkering afwees. De aanvraag was ingediend in april 2008, maar werd bij besluit van 27 augustus 2008 afgewezen. Deze afwijzing werd na bezwaar gehandhaafd in het bestreden besluit van 18 december 2008. Tijdens de zitting op 4 februari 2010 werd appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J.C.M. van Berkel, terwijl verweerster werd vertegenwoordigd door mr. A. den Held.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. Appellante stelde dat zij tijdens de Japanse bezetting betrokken was bij bombardementen op Bandoeng en een luchtaanval tijdens een treinreis naar Semarang. Daarnaast claimde zij verwondingen opgelopen te hebben door een klap op haar hoofd en dat zij geïnterneerd was tijdens de Bersiap-periode. De Raad oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was voor directe betrokkenheid bij deze gebeurtenissen. Er was geen bevestiging van materiële schade of slachtoffers in de nabijheid van appellante tijdens de bombardementen, en de verwonding aan haar hoofd kon niet worden onderbouwd met getuigenverklaringen.
De Raad concludeerde dat appellante niet voldeed aan de criteria voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer volgens de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer op 18 maart 2010, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van griffier I. Mos.