ECLI:NL:CRVB:2010:BL9475

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-7332 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstand op grond van de Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om bijstand door appellante, die de Algerijnse nationaliteit bezit. Appellante had eerder bijstand aangevraagd, maar deze was afgewezen omdat zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij in de relevante periode niet beschikte over middelen om in haar noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven had de aanvraag van appellante en haar echtgenoot, [T.], eerder afgewezen op grond van het ontbreken van rechtmatig verblijf in Nederland. Na het overlijden van [T.] en de verlening van een verblijfsvergunning aan appellante, diende zij opnieuw een aanvraag in. Het College verleende bijstand met terugwerkende kracht, maar niet voor de periode waarin appellante in een opvanghuis verbleef, omdat er geen bewijs was van een schuld aan de opvanginstelling.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd van haar financiële situatie en de kosten die zij had gemaakt voor haar levensonderhoud. De Raad oordeelde dat de verlening van de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht niet automatisch leidde tot recht op bijstand voor de periode waarin appellante in het opvanghuis verbleef. De Raad concludeerde dat het College terecht had beslist dat appellante geen recht op bijstand had voor de kosten van haar verblijf in het opvanghuis, omdat zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij in die periode niet in haar noodzakelijke kosten kon voorzien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

08/7332 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 2 december 2008, 07/4370 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven (hierna: College)
Datum uitspraak: 23 maart 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.R. Ali, advocaat te ’s-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2010. Voor appellante is mr. Ali verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.L.J. Martens, werkzaam bij de gemeente Eindhoven.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante bezit de Algerijnse nationaliteit. Zij was gehuwd met [T.]. [T.] ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder, laatstelijk op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Bij besluit van 11 januari 2000 heeft het College de aanvraag van [T.] om bijstand naar de norm voor gehuwden afgewezen op de grond dat de aanvraag van appellante om een verblijfsvergunning was geweigerd. Bij besluit van 8 september 2003 heeft het College de gezamenlijke aanvraag van appellante en [T.] om bijstand naar de norm voor gehuwden afgewezen op de grond dat appellante geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland als bedoeld in artikel 7, eerste en tweede lid, van de Algemene bijstandswet. Op 19 juli 2006 is [T.] overleden.
1.2. Bij besluit van 10 oktober 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie appellante met ingang van 15 oktober 1999 een verblijfsvergunning verleend.
1.3. Appellante heeft op 26 oktober 2006 bijstand aangevraagd met ingang van 15 oktober 1999. Bij besluit van 30 november 2006 heeft het College appellante bijstand verleend met ingang van 10 oktober 2006 en de aanvraag over de voorafgaande periode afgewezen.
1.4. Bij besluit van 11 december 2007 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 30 november 2006 gegrond verklaard. Het College heeft de aanvraag van 26 oktober 2006 mede opgevat als een verzoek om terug te komen op de eerdere afwijzingsbesluiten en geoordeeld dat er door de verlening van de verblijfsvergunning met ingang van 15 oktober 1999 sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Daarom is aan appellante bijstand verleend over de periode van 15 oktober 2002 tot en met
9 oktober 2006 voor een tweetal schulden in verband met de voorziening in de kosten van levensonderhoud in die periode tot een bedrag van in totaal € 6.766,08. Voor de kosten gemaakt door de stichting Neos voor het verblijf van appellante vanaf 30 juli 2003 tot en met 31 december 2006 in het [naam opvanghuis] te Eindhoven heeft het College geen bijstand verleend, omdat niet gebleken was van een aantoonbare schuld terzake.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepalingen inzake proceskosten en griffierecht - het beroep tegen het besluit van 11 december 2007 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd voor zover de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Zoals de gemachtigde van appellante ter zitting heeft verklaard is tussen partijen nog slechts in geschil of het College ook gehouden was appellante bijstand te verlenen voor de kosten van het verblijf in het [naam opvanghuis].
4.2. De Raad stelt voorop dat de verlening van een verblijfsvergunning met terugwerkende kracht een nieuw feit is als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht. Zoals de Raad eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in zijn uitspraken van 2 september 2004, LJN AR1873, en 16 april 2002, LJN AE3716, is het College bij gebleken nieuwe feiten of veranderde omstandigheden slechts dan gehouden om terug te komen van een in rechte onaantastbaar besluit tot afwijzing van een aanvraag om bijstand, indien en voor zover de aanvrager aannemelijk maakt dat destijds niet voorzien is in de noodzakelijke kosten van zijn bestaan. Hieruit vloeit voort dat indien anderen feitelijk hebben voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan van de aanvrager, deze aannemelijk moet maken dat hij om die reden en in die periode een reële schuld met daadwerkelijke, concrete aflossingsverplichtingen jegens die anderen is aangegaan.
4.3. In de periode hier van belang heeft appellante verbleven in het [naam opvanghuis] van de stichting Neos. [naam omvanghuis] is een opvanghuis voor vrouwen. Daarmee was in de periode van opvang voorzien in onderdak, zakgeld, ziektekostenverzekering en advocaatkosten. Appellante heeft gesteld dat desondanks niet was voorzien in de noodzakelijke kosten van haar bestaan, omdat zij wegens die opvang een bedrag van in totaal € 7.902,51 aan eigen bijdrage verschuldigd is aan de stichting Neos. Het College heeft dit gemotiveerd betwist.
4.4. De stichting Neos is een door het College gesubsidieerde instelling. De Raad van de gemeente Eindhoven heeft op 18 juni 2001 de Verordening eigen bijdrage maatschappelijke en vrouwenopvang vastgesteld. Volgens artikel 3 van deze verordening dient de instelling die de voorziening voor maatschappelijke en vrouwenopvang aanbiedt de cliënt een eigen bijdrage in de kosten van opvang in rekening te brengen over elke dag dat de betrokkene in die inrichting verblijft. De instelling moet de hoogte van de eigen bijdrage vaststellen en deze innen. Ingevolge artikel 5 van deze verordening is de eigen bijdrage voor voorzieningen voor residentiële opvang, zoals het [naam opvanghuis], inkomensafhankelijk. Deze eigen bijdrage is gelijk aan het verschil tussen het netto-inkomen van de betrokkene en de bijstandsnorm voor degene die in een inrichting verblijft, nog verminderd met 10 procent van de inkomsten uit tegenwoordige arbeid of pensioen en bedraagt maximaal de door het College vastgestelde kostprijs. Geen eigen bijdrage is verschuldigd door de cliënt die bijstand ontvangt naar de norm voor verblijf in een inrichting.
4.5. Appellante heeft geen overeenkomst met of schuldbekentenis aan de stichting Neos overgelegd. Evenmin heeft zij bescheiden getoond waaruit blijkt van een vaststelling en oplegging van een eigen bijdrage. Uit de onder 4.4 genoemde verordening leidt de Raad af dat ook niet bedoeld is een eigen bijdrage te verlangen van cliënten zonder eigen inkomen, zoals appellante destijds. Op haar inlichtingenformulier voor de aanvraag om bijstand heeft appellante bovendien geen melding gemaakt van schulden. Met het enkele vriendelijke verzoek van de stichting Neos als neergelegd in de brief aan appellante om het eerder genoemde bedrag te betalen, heeft appellante naar het oordeel van de Raad niet aannemelijk gemaakt dat zij een in aanmerking te nemen schuld had aan die stichting in verband met kosten van haar levensonderhoud. Dat zij nadien een afbetalingsregeling van € 25,-- per maand heeft getroffen met de stichting Neos maakt dit niet anders.
4.6. Dit leidt tot de conclusie dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de periode van belang niet beschikte over middelen om te voorzien in de noodzakelijke kosten van bestaan. Het College heeft terecht beslist dat appellante in zoverre geen recht op bijstand had.
4.7. Het hoger beroep slaagt daarom niet. De aangevallen uitspraak komt - voor zover aangevochten - voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs als voorzitter en O.L.H.W.I. Korte en W.F. Claessens als leden in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2010.
(get.) R.H.M. Roelofs.
(get.) J.M. Tason Avila.
SG