ECLI:NL:CRVB:2010:BL9455
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.M. van Male
- H.C.P. Venema
- M.I. ’t Hooft
- Rechtspraak.nl
Toekenning van hulp bij de huishouding plus op basis van medische noodzaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 februari 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. De zaak betreft de toekenning van 'hulp bij de huishouding plus' op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellante, die in 1918 is geboren, had een indicatie van 6 uur en 15 minuten per week voor huishoudelijke hulp, waarbij slechts 30 minuten per week was gereserveerd voor de bereiding van warme maaltijden. Appellante betwistte deze indicatie en stelde dat er een medische noodzaak was voor meer tijd voor de bereiding van maaltijden, omdat zij geen kant-en-klaarmaaltijden kon verdragen.
De Raad heeft vastgesteld dat de verklaring van de behandelend chirurg, dr. C.H.C. Dejong, van doorslaggevende betekenis is. Deze had verklaard dat appellante fysiek niet in staat was om kant-en-klaarmaaltijden te consumeren en dat zij adequaat gevoed moest worden. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen ondeugdelijk gemotiveerd was en niet in stand kon blijven. De Raad heeft zelf in de zaak voorzien en de indicatie verhoogd naar 9 uur en 15 minuten per week voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012.
Daarnaast heeft de Raad het College veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 966,-- bedragen, en het griffierecht van € 146,--. De uitspraak benadrukt het belang van medische noodzaak bij de toekenning van zorg en ondersteuning onder de Wmo.