ECLI:NL:CRVB:2010:BL8306
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 24 juli 2008, waarbij zijn WAO-uitkering met ingang van 6 april 2008 was ingetrokken. Het Uwv stelde dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant minder dan 15% bedraagt.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 maart 2010 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 5 februari 2010 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.W. van Duijnhoven. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. W.J. Belder. Appellant voerde aan dat hij medisch niet in staat is om reguliere arbeid te verrichten, en dat, indien arbeid mogelijk is, dit in een beschermde werkomgeving zou moeten plaatsvinden. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft appellant verklaringen overgelegd van zijn behandelend psychiater G. de Ruiter.
De Raad heeft overwogen dat het medisch onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd. De bezwaarverzekeringsarts M.P.W. Kreté heeft voldoende onderbouwd dat de bevindingen van psychiater Zwartjes geen aanleiding geven om de belastbaarheid van appellant bij te stellen. De Raad concludeert dat de beperkingen van appellant in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) correct zijn gewaardeerd en dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de in aanmerking genomen functies niet passend zijn voor appellant.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 19 maart 2010.