ECLI:NL:CRVB:2010:BL8306

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3616 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 24 juli 2008, waarbij zijn WAO-uitkering met ingang van 6 april 2008 was ingetrokken. Het Uwv stelde dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant minder dan 15% bedraagt.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 maart 2010 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 5 februari 2010 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.W. van Duijnhoven. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. W.J. Belder. Appellant voerde aan dat hij medisch niet in staat is om reguliere arbeid te verrichten, en dat, indien arbeid mogelijk is, dit in een beschermde werkomgeving zou moeten plaatsvinden. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft appellant verklaringen overgelegd van zijn behandelend psychiater G. de Ruiter.

De Raad heeft overwogen dat het medisch onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd. De bezwaarverzekeringsarts M.P.W. Kreté heeft voldoende onderbouwd dat de bevindingen van psychiater Zwartjes geen aanleiding geven om de belastbaarheid van appellant bij te stellen. De Raad concludeert dat de beperkingen van appellant in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) correct zijn gewaardeerd en dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de in aanmerking genomen functies niet passend zijn voor appellant.

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 19 maart 2010.

Uitspraak

09/3616 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 28 mei 2009, 09/3968 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 19 maart 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D.E. de Hoop, werkzaam bij DAS rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend, waarna appellant nadere stukken heeft ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2010, waar appellant is verschenen met mr. A.W. van Duijnhoven, kantoorgenoot van mr. De Hoop, voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J. Belder.
II. OVERWEGINGEN
1. Het beroep van appellant is gericht tegen het besluit van 24 juli 2008 (hierna: bestreden besluit), waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) genomen besluit van 5 februari 2008. Daarbij is de WAO-uitkering van appellant met ingang van 6 april 2008 ingetrokken, op de grond dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedraagt.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard.
3. Namens appellant is onder verwijzing naar de informatie van psychiater G.C. Zwartjes herhaald dat appellant medisch niet in staat is om reguliere arbeid te verrichten. Indien arbeid al mogelijk is, zouden deze werkzaamheden in een beschermde werkomgeving moeten plaatsvinden. Ter bevestiging van dit standpunt zijn in hoger beroep verklaringen van de behandelend psychiater G. de Ruiter overgelegd.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en heeft geen reden gevonden om de onderzoeksbevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen met betrekking tot de klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) voor onjuist te houden. De Raad is het met de rechtbank eens dat de bezwaarverzekeringsarts M.P.W. Kreté afdoende heeft uiteengezet dat de bevindingen van psychiater Zwartjes geen aanleiding geven om de belastbaarheid van appellant bij te stellen. Ook in hoger beroep is naar het oordeel van de Raad door deze bezwaarverzekeringsarts genoegzaam gereageerd op de gegevens van de voormelde psychiater De Ruiter.
4.2. Aldus ervan uitgaande dat de beperkingen van appellant in de FML juist zijn gewaardeerd, heeft de Raad voorts geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan de in aanmerking genomen functies niet passend zijn voor appellant.
5. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2010.
(get.) R.C. Stam.
(get.) T.J. van der Torn.
EK