ECLI:NL:CRVB:2010:BL8299

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3800 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen recht op WIA-uitkering; voldoende medische en arbeidskundige grondslag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 20 mei 2009, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Appellant, vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Veen, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 21 oktober 2008, waarin werd meegedeeld dat hij per 10 juli 2008 geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank verwierp de beroepsgrond van appellant dat zijn medische beperkingen waren onderschat.

Tijdens de zitting op 7 januari 2010 werd het onderzoek geschorst om appellant de gelegenheid te geven informatie van zijn behandelend psychiater over te leggen. Na het inbrengen van deze informatie door appellant op 25 januari 2010, vond er op 5 februari 2010 een nieuwe zitting plaats. De Raad overwoog dat er geen geschil was over het feit dat appellant zijn werk als magazijnmedewerker niet meer kon verrichten door beperkingen als gevolg van een aanpassingsstoornis met depressieve kenmerken en lichte knieklachten.

De (bezwaar)verzekeringsarts had vastgesteld dat appellant medische beperkingen ondervond, welke waren vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst. De Raad concludeerde dat er onvoldoende reden was om te twijfelen aan de juistheid van het verzekeringsgeneeskundige oordeel, en dat de door appellant overgelegde informatie van zijn behandelende psycholoog en psychiater de eerdere conclusies bevestigde. De Raad oordeelde dat de medische geschiktheid van de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, voldoende was toegelicht door de (bezwaar)arbeidsdeskundige.

Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellant afgewezen en werd de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad zag geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

09/3800 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 20 mei 2009, 08/1105 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 19 maart 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant stelde mr. L.J. van der Veen, advocaat te Groningen, hoger beroep in.
Het Uwv voerde verweer.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 7 januari 2010. Namens appellant was verschenen mr. Van der Veen. Het Uwv liet zich vertegenwoordigen door mr. P. Belopavlovic.
Tijdens de behandeling van het geding ter zitting besloot de Raad het onderzoek ter zitting te schorsen teneinde appellant in de gelegenheid te stellen informatie van de behandelend psychiater over te leggen.
Bij brief van 25 januari 2010 heeft appellant een brief van de behandelend psychiater ingebracht. Hierop is door de bezwaarverzekeringsarts gereageerd.
Op 5 februari 2010 behandelde de Raad het geding opnieuw ter zitting. Namens verscheen wederom mr. Van der Veen. Het Uwv liet zich vertegenwoordigen door W.R. Bos.
II. OVERWEGINGEN
1. Het inleidende beroep richt zich tegen het besluit van 21 oktober 2008 ter uitvoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Daarbij handhaaft het Uwv zijn besluit van 3 juli 2008. Hierbij deelde het Uwv appellant mee dat hij per 10 juli 2008 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
2. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Zij verwierp de beroepsgrond dat de medische beperkingen van appellant zijn onderschat.
3. Appellant herhaalt in hoger beroep dat zijn medische beperkingen zijn onderschat.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat appellant zijn werk als magazijnmedewerker op uitzendbasis niet meer kan verrichten vanwege de beperkingen door een aanpassingsstoornis met depressieve kenmerken, mogelijk PDD-NOS en lichte knieklachten.
4.3. De (bezwaar)verzekeringsarts onderschrijft dat appellant medische beperkingen ondervindt. Deze beperkingen zijn vastgelegd in een zogenoemde Functionele Mogelijkhedenlijst. De verzekeringsarts beschikte over informatie van de appellant behandelende psycholoog en psychiater. Het oordeel van de verzekeringsarts is gemotiveerd in de rapportages van 4 april, 13 juni en 21 augustus 2008. Met dit oordeel heeft de bezwaarverzekeringsarts zich verenigd.
4.4. Met de rechtbank ziet de Raad onvoldoende reden om te twijfelen aan de juistheid van het verzekeringsgeneeskundige oordeel. De door appellant in beroep en hoger beroep overgelegde informatie van de sociaal psychiatrische verpleegkundige respectievelijk psychiater bevestigt de informatie waarop de (bezwaar)verzekeringsarts zijn oordeel baseerde.
4.5. De medische geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies, te weten inpakker (Sbc-code 111190), wikkelaar (Sbc-code 267050) en productiemedewerker papier (Sbc-code 111174), heeft de (bezwaar)arbeidsdeskundige voldoende toegelicht.
5. Het hoger beroep slaagt daarom niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
6. De Raad ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2010.
(get.) R.C. Stam.
(get.) T.J. van der Torn.
KR