ECLI:NL:CRVB:2010:BL8029

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-2396-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking van rechters in bestuursrechtelijke procedure

Op 16 maart 2010 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 09/2396-W, waarin verzoekster een verzoek om wraking indiende tegen de rechters J.J.A. Kooijman, O.L.H.W.I. Korte en E.E.V. Lenos. Het verzoek om wraking is ingediend op grond van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoekster stelde dat er feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechters in gevaar zouden kunnen brengen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de door verzoekster aangevoerde gronden niet specifiek betrekking hadden op de betrokken rechters. De Raad benadrukte dat een wrakingsverzoek moet zijn gebaseerd op feiten die de persoonlijke onpartijdigheid van de rechters aantasten. De Raad heeft het verzoek om wraking dan ook afgewezen, omdat er geen relevante feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel zouden kunnen trekken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij J.C.F. Talman als voorzitter fungeerde, bijgestaan door R.H.M. Roelofs en H.J. de Mooij als leden. De griffier M.C.T.M. Sonderegger was ook aanwezig tijdens de zitting. De beslissing is vastgelegd in een proces-verbaal, dat op dezelfde dag in Utrecht is opgemaakt.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op 16 maart 2010 van de
meervoudige kamer
Zitting hebben:
J.C.F. Talman, als voorzitter, R.H.M. Roelofs, H.J. de Mooij als leden, in tegenwoordigheid van griffier M.C.T.M. Sonderegger.
zaaknr. 09/2396-W
Uitspraak op het verzoek op grond van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van [Verzoekster], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoekster), om wraking van J.J.A. Kooijman, O.L.H.W.I. Korte en E.E.V. Lenos als rechters in het geding 09/2396.
De Raad:
De beslissing luidt: Wijst het verzoek om wraking af.
Deze beslissing is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Op grond van artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Een wrakingsgrond moet zodoende zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de (persoon van de) rechter die de zaak behandelt. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb (PG Awb II, blz 410) is de ratio van het instituut van de wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van rechterlijke partijdigheid.
Bij brief van 18 februari 2010 is door O.M. van Os, gemachtigde van verzoekster, het verzoek aan de Raad voorgelegd om aan de hand van objectieve criteria de onpartijdigheid van de rechters J.J.A. Kooijman, O.L.H.W.I. Korte en E.E.V. Lenos te onderzoeken.
In dit verband wordt aangevoerd dat de rechters hun oordeel zullen baseren op onjuiste of onvolledige feiten en gegevens.
De Raad is van oordeel dat in hetgeen door verzoekster aan haar verzoek om wraking ten grondslag is gelegd, geen feiten of omstandigheden zijn gelegen die specifiek betrekking hebben op de persoon van één of meer van de betrokken rechters in het onderhavige geval. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen.
Waarvan proces-verbaal,
Utrecht, 16 maart 2010
De voorzitter,De griffier,