ECLI:NL:CRVB:2010:BL7705

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2478 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en de maatman als gezinsvoogd

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2010, gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die eerder was vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze herzien naar 15 tot 25% per 1 februari 2007. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv. Hierop heeft appellant hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat zijn hogere verdiensten als maatstaf voor de berekening van zijn arbeidsongeschiktheid moeten worden genomen.

Tijdens de zitting op 2 oktober 2009 heeft appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Het Uwv was vertegenwoordigd door A.B. Froentjes. De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat hij in hoger beroep niets nieuws heeft aangevoerd ten opzichte van zijn eerdere beroep. De rechtbank had de gronden van appellant al afdoende besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig.

De Raad heeft vastgesteld dat de hoofdregel bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid is dat de maatman degene is die dezelfde arbeid verrichtte als de verzekerde voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid. In dit geval was appellant werkzaam als gezinsvoogd ten tijde van zijn arbeidsongeschiktheid. Hoewel appellant zijn universitaire studie Nederlands recht had afgerond, was er geen sprake van nieuwe bekwaamheden die de hoofdregel zouden kunnen wijzigen. De Raad concludeert dat het Uwv terecht de gezinsvoogd als maatman heeft aangemerkt en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

08/2478 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 18 maart 2008, 07/2622 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 12 maart 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. I. Blekman, advocaat te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2009. Voor appellant is verschenen mr. A. Simsek, advocaat te Zoetermeer. Het Uwv was vertegenwoordigd door A.B. Froentjes.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 9 februari 2007 is de aan appellant toegekende WAO-uitkering, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%, per 1 februari 2007 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
2. Het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 2 oktober 2007 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het besluit op bezwaar van 2 oktober 2007 ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank – samengevat en voor zover voor de beoordeling van het hoger beroep van belang – het volgende overwogen.
Als hoofdregel geldt dat bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid in beginsel als maatman dient te worden aangemerkt degene die dezelfde arbeid verricht als de verzekerde laatstelijk verrichtte voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid. Dit kan anders zijn als sprake is van nieuwe bekwaamheden die de verzekerde heeft verkregen na het intreden van de arbeidsongeschiktheid. Nu appellant zijn universitaire studie Nederlands recht heeft afgerond voor het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid is er geen sprake van nieuwe bekwaamheden in de zin van artikel 21, derde lid, van de WAO. Een verdere uitzondering op de hoofdregel wordt in het geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid gevormd door de omstandigheid dat de nog verrichte werkzaamheden en het daarmee verdiende inkomen een zodanige ontwikkeling doormaken dat de per dag ontvangen beloning uitstijgt boven het loon dat verdiend werd voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid. In zo’n geval dienen de hogere verdiensten als maatstaf voor de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid te worden gehanteerd. Er moet dan wel sprake zijn van het in kwalitatief opzicht uitbreiden van de van begin af aan beklede eigen functie. Deze uitzondering geldt niet voor een reguliere promotie. In het geval van appellant – die van gezinsvoogd is overgegaan naar de functie van jurist – is wel sprake van een reguliere promotie. Het Uwv heeft daarom terecht als maatman aangemerkt de gezinsvoogd, de functie die appellant bekleedde ten tijde van het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid.
4. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat er een ontwikkeling van de maatman heeft plaatsgevonden en dat zijn hogere verdiensten als maatstaf dienen te worden genomen voor de berekening van de mate van zijn arbeidsongeschiktheid.
5. De Raad overweegt als volgt.
6.1. Appellant heeft in hoger beroep in essentie niets anders en niets meer aangevoerd dan hij in beroep al heeft aangevoerd.
6.2. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de bij haar ingediende gronden afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en maakt die tot de zijne.
7. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) M.A. van Amerongen.
IvR