ECLI:NL:CRVB:2010:BL7672

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-5681 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag ouderdomspensioen AOW wegens gebrek aan verzekering

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) ongegrond heeft verklaard. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag afgewezen op de grond dat appellant niet verzekerd was geweest onder de AOW. Appellant stelde dat hij van 1971 tot 1973 werkzaam was bij een firma, maar de Svb kon niet bevestigen dat hij verzekerd was. De rechtbank oordeelde dat de Svb voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht en dat de door appellant overgelegde documenten, waaronder een identiteitsbewijs van de RET en een brief van de firma, niet voldoende bewijs boden voor zijn verzekering.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad nam in overweging dat uit navraag bij de gemeente en het bedrijfspensioenfonds bleek dat appellant niet ingeschreven was en niet bekend was bij het fonds. De werkgever had geen gegevens meer van de jaren waarin appellant claimde werkzaam te zijn geweest. De Raad concludeerde dat de Svb een zorgvuldig onderzoek had uitgevoerd en dat er geen bewijs was dat appellant verzekerd was voor de AOW. De Raad zag geen aanleiding om de kosten te vergoeden op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

De uitspraak werd openbaar gedaan op 17 februari 2010, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

08/5681 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 augustus 2008, 07/4313 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 17 februari 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellant heeft C. Margoum-Yousfi de Raad een nader schrijven doen toekomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 januari 2010. Appellant is - met voorafgaand bericht - niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sturmans.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant heeft een aanvraag gedaan voor een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Hij heeft daarbij aangegeven van 1971 tot 1973 werkzaam te zijn geweest bij de firma [naam firma] in [vestigingsplaats].
1.2. Bij besluit van 23 april 2007 heeft de Svb de aanvraag afgewezen op de grond dat uit onderzoek is gebleken dat appellant niet verzekerd is geweest ingevolge de AOW. Dit besluit is door de Svb bij het bestreden besluit van 8 oktober 2007 na bezwaar gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak appellants beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe - kort gezegd - overwogen dat de Svb voldoende zorgvuldig heeft onderzocht of appellant verzekerd is geweest ingevolge de AOW en dat uit de door appellant overgelegde stukken, te weten een identiteitsbewijs van de vervoersmaatschappij RET en een brief van de firma [naam firma] met het verzoek vakantiebonnen te verzilveren, een dergelijke verzekering niet kan worden afgeleid.
3.1. De Raad kan zich geheel vinden in hetgeen de rechtbank heeft overwogen. Hij neemt in aanmerking dat uit navraag door de Svb bij de gemeentes Albrandswaard, waaronder [vestigingsplaats] valt, en Rotterdam is gebleken dat appellant daar niet ingeschreven is geweest. Evenmin komt appellant voor in het schakelregister. De werkgever [naam firma] heeft desgevraagd aangegeven niet meer te beschikken over de gegevens uit de jaren 1971 tot 1973, terwijl appellant niet bekend is bij het bedrijfspensioenfonds voor de bouw, bij welk fonds deze werkgever is aangesloten. De Svb heeft daarmee een voldoende zorgvuldig onderzoek verricht. Uit de door appellant overgelegde stukken kan voorts niet worden afgeleid dat appellant verzekerd is geweest voor de AOW. Uit de identiteitskaart van de RET kan niet worden afgeleid dat appellant ingezetene van Nederland is geweest dan wel hier heeft gewerkt. In de brief van firma [naam firma] wordt slechts een naam genoemd, maar geen geboortedatum, zodat niet kan worden nagegaan of deze brief op appellant betrekking heeft.
3.2. Gezien het onder 3.1 overwogene komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
4. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2010.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
RB