ECLI:NL:CRVB:2010:BL7104

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4101 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 5 maart 2007, waarin werd vastgesteld dat hij per 24 februari 2007 geen recht had op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het Uwv had dit besluit in een later stadium, op 10 september 2007, bevestigd. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan te nemen dat de beperkingen van appellant waren onderschat.

Tijdens de zitting op 22 januari 2010 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J. van der Elsaker. Appellant herhaalde in hoger beroep zijn standpunt dat zijn medische beperkingen niet goed waren ingeschat en dat de geselecteerde functies zijn belastbaarheid overschreden. De Centrale Raad van Beroep, die de zaak behandelde, concludeerde dat er geen nieuwe medische informatie was overgelegd die de eerdere beoordelingen in twijfel trok. De Raad onderschreef de bevindingen van de bezwaararbeidsdeskundige, die overtuigend had toegelicht waarom de functies van inpakker, bode-bezorger kantoor en wikkelaar/samensteller geschikt waren voor appellant.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet kon slagen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 5 maart 2010. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling volgde. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak voor appellanten om nieuwe relevante informatie aan te leveren in hoger beroep.

Uitspraak

08/4101 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 20 mei 2008, 07/4340 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 maart 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L.G.U. Compri, advocaat te Nijmegen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2010. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. van der Elsaker.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 5 maart 2007 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant per 24 februari 2007 geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Bij besluit van 10 september 2007 (bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank was van oordeel dat het medisch onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsarts zorgvuldig was verricht en dat er geen aanleiding bestond om aan te nemen dat de uit ziekte of gebrek voor appellant voortvloeiende beperkingen door de (bezwaar)verzekeringsarts zijn onderschat. De rechtbank was voorts van oordeel dat niet was gebleken dat de aan appellant voorgehouden functies zijn belastbaarheid overschrijden.
3. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en dat de geselecteerde functies zijn belastbaarheid overschrijden.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Evenals de rechtbank ziet de Raad geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft de daarbij door de rechtbank gegeven overwegingen. De Raad acht in dit verband met name van belang dat de verzekeringsarts naast de gegevens uit het dossier ook de informatie van GGZ psycholoog Van Kilsdonk van 17 januari 2007 in zijn beoordeling heeft betrokken en mede op basis daarvan beperkingen in de psychische en sociale belastbaarheid aangenomen. De bezwaarverzekeringsarts heeft de bevindingen van de verzekeringsarts bevestigd en in overeenstemming geacht met de diagnose van Van Kilsdonk. De bezwaarverzekeringsarts heeft daarnaast - op basis van het toestandsbeeld tijdens de hoorzitting en informatie van de huisarts van appellant van
14 augustus 2007 met daarbij het afsluitverslag van de GGZ van 12 augustus 2007 - aanleiding gezien appellant onder meer in zijn psychische en sociale belastbaarheid verdergaand beperkt te achten. De aldus vastgestelde beperkingen zijn uiteindelijk neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst van 16 augustus 2007. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd op grond waarvan getwijfeld zou moeten worden aan de medische beoordeling. Met betrekking tot de in het dossier aanwezige medische informatie uit 2006 van de bedrijfsarts J.E. Bitter en psycholoog A. de Groot onderschrijft de Raad het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts in diens rapportage van 10 september 2008.
4.3. De Raad acht appellant voorts in staat de werkzaamheden behorende bij de voor hem geselecteerde functies van inpakker, bode-bezorger kantoor en wikkelaar/samensteller te verrichten. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn rapportage van 16 november 2009 van de Raad overtuigend toegelicht waarom deze functies geschikt te achten zijn voor appellant. De brief van appellant van 11 januari 2010 maakt een en ander niet anders.
5. Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en R.C. Stam en M.S.E. Wulffraat - van Dijk als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) T.J. van der Torn.
KR