als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 juli 2009, 08/8415 (hierna: aangevallen uitspraak),
het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Haaglanden als rechtsopvolger van het Algemeen bestuur van de Hulpverleningsregio Haaglanden
Datum uitspraak: 18 februari 2010
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is op 24 juli 2009 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het per fax verzonden beroepschrift is op 8 september 2009 ter griffie ontvangen.
Volgens artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt en loopt in dit geval van zaterdag 24 juli 2009 tot en met vrijdag 4 september 2009.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Op grond van de in rubriek I vermelde gegevens moet worden geoordeeld dat het
beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Appellante heeft in het beroepsschrift aangegeven dat ze het beroepsschrift via interne post had doorgestuurd voor frankering en dat pas later bleek dat het poststuk niet verzonden was.
Hetgeen appellante ter zake heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De Raad overweegt daartoe dat in situaties als onderhavige het uitgangspunt geldt dat het risico dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend, volledig voor rekening komt van de partij die het hoger beroep instelt.
Het hoger beroep is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek wordt beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van M. Koopman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2010.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.