ECLI:NL:CRVB:2010:BL6083

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-2566 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en medische grondslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 30 maart 2009, waarin het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv om zijn WAO-uitkering te herzien, ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 februari 2010 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. D. van der Wal, stelde dat de rechtbank onvoldoende had ingegaan op zijn gronden die hij in zijn brief van 18 februari 2009 had ingediend. Deze gronden betroffen vooral de knieproblemen van appellant en de vraag of de rechtbank voldoende rekening had gehouden met zijn beperkingen.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank in haar uitspraak wel degelijk aandacht heeft besteed aan de medische situatie van appellant, inclusief de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige. De Raad concludeert dat de rechtbank de beroepsgronden van appellant adequaat heeft besproken en dat er geen nieuwe gronden zijn ingediend die niet eerder in beroep naar voren zijn gebracht. De Raad oordeelt dat er geen medisch objectiveerbare gronden zijn voor het standpunt van appellant dat hij niets met zijn knie kan doen.

Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De beslissing is genomen door J. Brand, met M.A. van Amerongen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 februari 2010.

Uitspraak

09/2566 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 30 maart 2009, 08/687 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 19 februari 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D. van der Wal, advocaat te Buitenpost, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 januari 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Wal. Het Uwv was vertegenwoordigd door T.R. Vallinga.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank heeft op grond van de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen het beroep van appellant gericht tegen het besluit van 6 maart 2008 - waarbij het Uwv, beslissend op bezwaar, de WAO-uitkering van appellant per
20 december 2007 heeft herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55% - ongegrond verklaard.
2. Appellant heeft zich in zijn hoger beroepschrift op het standpunt gesteld dat de rechtbank in de aangevallen uitspraak niet op voldoende wijze is ingegaan op de door hem bij zijn brief van 18 februari 2009 ingediende nadere gronden.
3.1. De Raad volgt appellant niet in dit standpunt.
3.2. In zijn brief van 18 februari 2009 heeft appellant gereageerd op de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts van 6 november 2008 en de bezwaararbeidsdeskundige van 10 november 2008. Appellant heeft zich in zijn brief - kort samengevat - wederom op het standpunt gesteld dat op onvoldoende wijze rekening is gehouden met de knieproblemen die hij heeft.
3.3. In de aangevallen uitspraak is de rechtbank in overweging 3.2 ingegaan op de voor appellant vastgestelde beperkingen op het gebied van knielen en hurken.
3.4. In de aangevallen uitspraak is de rechtbank in overweging 3.3 ingegaan op de geschiktheid voor appellant van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies. De rechtbank heeft in haar overwegingen betrokken de opvatting van de bezwaarverzekeringsarts, de informatie verkregen uit de behandelende sector en de opvatting van appellant.
3.5. Dat de rechtbank tot een ander oordeel is gekomen dan appellant gelet op zijn brief van 18 februari 2009 juist acht, doet er niet aan af dat de rechtbank de beroepsgronden van appellant als neergelegd in zijn brief van 18 februari 2009 heeft besproken.
3.6. Voor het door appellant ter zitting van de Raad ingenomen standpunt dat hij, kort samengevat, niets met zijn knie kan, is - gelet op de informatie afkomstig vanuit de appellant behandelende sector - geen medisch objectiveerbare grond aanwezig.
3.7. Appellant heeft in hoger beroep overigens geen gronden ingediend die niet reeds in beroep naar voren zijn gebracht. De Raad kan zich geheel vinden in de overwegingen van de rechtbank en het op basis van deze overwegingen door de rechtbank gegeven oordeel omtrent deze gronden.
3.8. Het hoger beroep treft mitsdien geen doel.
De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2010.
(get.) J. Brand.
(get.) M.A. van Amerongen.
JL