ECLI:NL:CRVB:2010:BL5571
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de ANW-verzekering van een overleden echtgenoot en de gevolgen voor de nabestaande
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante, die in Marokko woont, tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij de Sociale Verzekeringsbank (Svb) zijn besluit handhaafde om de aanvraag van appellante voor een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet (ANW) af te wijzen. De reden hiervoor was dat haar echtgenoot niet verzekerd was voor de ANW op het moment van zijn overlijden op 17 februari 2002. De Centrale Raad van Beroep moest zich buigen over de vraag of artikel 26, zesde lid, van het KB 746, dat per 1 januari 2000 verviel, buiten toepassing had moeten worden gelaten wegens strijd met internationale verdragen of het vertrouwensbeginsel.
De Raad overweegt dat er geen schending is van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, omdat de appellante de mogelijkheid had om zich vrijwillig te verzekeren na het beëindigen van de verplichte verzekering. De Raad concludeert dat de wetgever de mogelijkheid heeft om regelgeving te wijzigen, ook als dit nadelig is voor betrokkenen, en dat er geen situatie is waarin het vertrouwen van de echtgenoot van appellante is gewekt dat hij verzekerd was voor de ANW. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.