ECLI:NL:CRVB:2010:BL5230
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- J. Brand
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering na beëindiging van Ziektewet-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 14 april 2008. Appellante had met ingang van 3 oktober 2005 geen recht meer op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW), omdat zij per die datum niet meer wegens ziekte of gebreken ongeschikt was voor het verrichten van haar arbeid. Appellante ontving een ZW-uitkering in verband met een ziekmelding per 10 januari 2005, maar meldde zich op 30 januari 2006 opnieuw ziek. Op 2 januari 2007 diende zij een aanvraag in voor een WIA-uitkering, die door het Uwv werd geweigerd omdat zij de wachttijd niet had volbracht. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Raad overwoog dat het Uwv bevoegd en gehouden was om zelfstandig te beoordelen of de wachttijd was volbracht. De Raad sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en stelt vast dat appellante op en na 3 oktober 2005 geschikt was voor het verrichten van haar arbeid. De omstandigheid dat appellante ziekengeld ontving op grond van de Ziektewet, doet hieraan niet af. De Raad oordeelt dat appellante niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een WIA-uitkering, aangezien zij zich pas op 30 januari 2006 weer ziek meldde en de wachttijd niet had volbracht. Het hoger beroep van appellante slaagt dan ook niet, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
De Raad heeft geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter, en J. Brand en B.J. van der Net als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 19 februari 2010.